Joran Smale, conservator van de maritiem archeologische rijkscollectie bij Batavialand, vertelt in deze blog het verhaal van de zoektocht naar een schippersgezin dat voer op de Zuiderzee. Hun identiteit kon achterhaald worden dankzij de archeologische vondsten die uit wrak OL84 in Oostelijk Flevoland werden geborgen. Meerdere vondsten waren voorzien van opschriften, die van cruciaal belang bleken. Uit online databases en archieven kwam nieuwe informatie naar boven. Maar het wrak heeft nog niet al zijn geheimen prijs gegeven…
Waar (ge)rook(t) is…
Ik stuitte in 2017 bij toeval op de eerste aanwijzingen. Voor het schrijven van een artikel over koperen tabaksdozen uit scheepswrakken was ik, zoals wel vaker, het depot van de maritiem archeologische rijkscollectie bij Batavialand ingedoken. Eén van de vele tabaksdozen was afkomstig uit scheepswrak OL84, de naam verwijzende naar een kavel gelegen in Oostelijk Flevoland, in de buurt van het huidige Dronten. De ondergang was gedateerd op de eerste helft van de negentiende eeuw. De doos was een goed bewaard exemplaar, versierd met een mooie afbeelding en een leuk rijmpje. Maar de objectbeschrijving sprak ook over een opschrift aan de binnenzijde. Daar trof ik zeer sleetse maar sierlijke letters, gemakkelijk over het hoofd te zien maar nog net leesbaar: ‘Joh. Cornelis de Jong 1817’. Zeer waarschijnlijk de eigenaar en schipper, dacht ik bij mezelf. Wie zou het zijn geweest? Ik keek naar de andere vondsten uit hetzelfde wrak die ernaast in de kast lagen. De onderdelen van een geweer, tinnen kinderspeelgoed, vier oorijzers, allerhande scheepsinventaris… Alles lang geleden opgegraven in 1959, waarna het wrak simpelweg werd verwijderd. Zo ging dat indertijd wel vaker. Geen foto’s en maar één opgravingstekening. De archeologen van toen zijn helaas, net als schipper De Jong, niet meer onder ons.
Initialen om de oren
Objecten met opschriften komen wel vaker voor op objecten uit scheepswrakken. Maar extra markant was voor mij een tinnen speelgoedschaaltje. Het was voorzien van gaatjes in het midden, en met kinderlijke krassen was er op gezet: A.d.J. 1826. d.J.? De Jong! Dat kon haast niet anders. Helaas wel een ontzettend veel voorkomende achternaam. Na wat speurwerk las ik in de collectiedatabase dat ook de vier zilveren oorijzers voorzien waren van opschriften: A. de Jong, J. (of Y?) de Jong en H. de Jong. De laatste had geen opschrift. Deze sierlijke pronkstukken maakten deel uit van de traditionele klederdracht van vrouwen in onder andere Friesland. Ook was er nog een lepel met daarop: H.d.J. Alles bij elkaar een behoorlijke set aan informatie. Ik richtte mijn pijlen op Friesland: de kans was groot dat we met een Friese binnenvaartschipper en zijn gezin te maken hadden. Maar om verder te komen zou ik iemand nodig hebben, die de weg wist in historisch onderzoek en genealogie in Friesland.
De Friese connectie
Die iemand werd supersneuper Hans Zijlstra, die ik kende van zijn zeer actieve twitteraccount. Het toeval wilde dat ik tegelijk met hem op het symposium ‘Vlootschouw’ op 18 januari 2020 in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam was. Daar sprak ik hem aan: wilde hij helpen bij dit onderzoek? Het antwoord was gelukkig positief. Meteen zette hij het ook breder uit bij zijn vereniging, de Historische Vereniging Noordoost-Friesland. En toen ging het opeens heel snel. Nykle Dijkstra, Jacob Roep, Jelle Jan Koopmans en Zijlstra zelf ontdekten via allefriezen.nl dat het wel eens kon gaan om de in ca. 1784 geboren Johannes Cornelis de Jong, (turf)schipper en koopman uit Sneek. Die kreeg met zijn vrouw Aafke Hoekstra namelijk een hele serie dochters, waarvan ook de geboortevermeldingen achterhaald werden. En laten de namen van die dochters nu beginnen met… juist. Achter elkaar werden Hiske (1810), Yda (1813), Ytje (1815), Aagje (1818), Cornelia (1820), Alberdina (1823) en Trijntje geboren. Yda overleed echter al snel. De letters op de oorijzers verwijzen dan waarschijnlijk naar Hiske, Ytje en Aagje. Uit de archieven bleek dat de dochters later op diverse plekken trouwden en overleden. Hun moeder overleed in 1852 en schipper De Jong stierf zelf al op 48-jarige leeftijd begin 1832, aan boord van een schip gelegen in Sneek. Ze zijn dus niet bij de scheepsramp om het leven gekomen.
Ondergangsdatum gezocht
Het speelgoedschoteltje droeg het jaar 1826. En de sneupers ontdekten een twaalfjarig huurcontract van schipper De Jong voor het schuitje de ‘Welvaart’, opgesteld in 1827. Maar de genoemde afmetingen van dat scheepje klopten niet met die van het in 1959 opgegraven scheepswrak, dat was namelijk aanzienlijk groter. Werd de nieuwe schuit misschien gehuurd ter vervanging van het eerder vergane schip? Dat zou de ondergang in 1826-1827 plaatsen. Onderzoek in de gedigitaliseerde kranten van Delpher leverde tot nu toe nog geen overtuigende vermeldingen op van de scheepsramp binnen dat tijdsvak. Het vergane schip is dus helaas nog naamloos. Maar we hebben de hoop dat het uiteindelijk zal lukken, om ook die naam boven water te krijgen. En met een beetje geluk komen we er dan ook achter hoe het schip heeft kunnen zinken.
Publicaties
– J. Smale, ‘Rook in de zeilen? Vijf gegraveerde messing tabaksdozen uit de maritieme rijkscollectie van Batavialand’ in: W. van der Most, R. van Diepen & H. Pruntel (ed.), Bewogen Verleden – Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland 2017 (Lelystad: Nieuw Land / Stichting Uitgeverij De Twaalfde Provincie 2017) 9-41.
Biografie
Joran Smale (Hardenberg 1989) is sinds 2017 werkzaam als conservator van de maritiem archeologische rijkscollectie, die in beheer is overgedragen aan Batavialand in Lelystad. Daar zorgt hij voor ontsluiting van de collectie door onder andere het maken van tentoonstellingen. Ook faciliteert hij onderzoek naar de archeologische vondsten uit de honderden scheepswrakken in Nederland waarop is gedoken en/of die zijn opgegraven, waarvan velen in de IJsselmeerpolders.
Batavialand
Batavialand te Lelystad vertelt het verhaal van Nederland en de Nederlander leven op de grens van land en water. Speerpunten in dit verhaal zijn waterbeheer, scheepvaart en scheepsbouw.