Op 18 november 2022 vond in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam het 29ste museumsymposium plaats. Zo’n 100 belangstellenden kwamen af op het programma dat was samengesteld in samenwerking met het Nederlands Fotogenootschap en dat in het teken stond van de maritieme fotografie.
Directeur Michael Huijser heette iedereen van harte welkom en vertelde dat de tentoonstelling Mens op Zee[1] al geruime tijd op het programma stond, omdat thema’s als migratie, gender en de wereld om je heen er prima mee kunnen worden verteld. Helaas kwam toen corona en veranderde de wereld ingrijpend. Nu is de tentoonstelling dan toch gerealiseerd met medewerking van de Dutch National Portrait Gallery. Vanuit historisch perspectief worden de verhalen achter de beelden verteld. Die beelden zeggen ook iets over wie we nu zijn vandaag de dag. Huijser besloot met de ‘zegenende woorden’ over de lezingen van de middag: hoe kan fotografie inzicht bieden in die historische verhalen en de wereld om je heen? Vervolgens gaf hij het woord aan Rose Ieneke van Kalsbeek, die vanuit de Dutch National Portrait Gallery medesamensteller van de tentoonstelling was. Zij trad op als moderator tijdens de middag.
Mens op Zee
Allereerst kreeg Sara Keijzer het woord. Zij werkt als conservator fotografie en film bij Het Scheepvaartmuseum en is met Van Kalsbeek samensteller van Mens op Zee. Haar presentatie was digitaal en daarin ging zij dieper in op een aantal specifieke onderwerpen in de tentoonstelling. In de tentoonstelling draait het om portretten en verhalen vanuit verschillende rollen: de passagier, de zeevarende of de eenling. De beelden proberen een antwoord te geven op de vraag: hoe verhoud je je tot jezelf, tot de ander en tot de omgeving waarin je verkeert? De fotografie biedt het antwoord daarop. Hiervoor is geput uit de rijke eigen collectie van Het Scheepvaartmuseum, maar ook zijn er bruiklenen van verschillende andere instellingen. Ook is samengewerkt met hedendaagse fotografen. Hierdoor zijn diverse dwarsverbanden te ontdekken. Door beroepsfotografen en amateurs zijn verschillende persoonlijke verhalen vastgelegd. De tentoonstelling biedt een brede waaier van mensen op zee van wie we door de fotografie een beeld hebben. Keijzer nam het gehoor mee in de historie van fotografietentoonstellingen in Het Scheepvaartmuseum. De eerste was Photographs & Memories in 1997 en in die tijd was fotografie nog geen volwaardige deelcollectie. Toch was deze toen al van belang met onder meer werk van de beroemde fotografe Annemie Wolff. Er was destijds een schrijnend gebrek aan kennis van de fotografie. Een eerste aanzet tot onderzoek leidde tot het jaarboek Scheepvaart voor de lens. Maritieme fotografie in Nederland in 2000. Sinds die eerste tentoonstelling zijn 25 jaar verstreken, waarin veel onderzoek is gedaan. Maritieme fotografie speelt zich maar voor een klein deel af op zee, het overgrote deel van de fotografiecollectie betreft scheepsbouw, binnenwateren en havens. Voor de selectie in Mens op Zee viel daardoor veel buiten de boot. Enkele hiaten in de tentoonstelling zijn opgevuld met bruiklenen.
De oudst bekende foto van een zeeman is een zoutdruk uit 1846 met een portret van stuurman Jan Carel Thierry de Bye (1818-1846). Deze is gemaakt door Edouard-François. Uit een beschrijving weten we dat De Bye het portret bij zich droeg tijdens een reis naar Mozambique. Hij stuurde de foto mee met een brief naar huis. Kort daarna overleed De Bye. Dezelfde beeltenis bevindt zich in de collectie van de UB Leiden, waarschijnlijk betreft het een daguerreotypie die iets eerder is gemaakt, in 1845. De duidelijke overeenkomst tussen de beide foto’s was niet eerder opgemerkt.
Een ander voorbeeld van een samenhang is een film, die Alphons Hustinx in 1938 maakte aan boord van de Johan van Oldenbarnevelt. De film Kleur en Glorie onzer Tropen kwam uit in 1939. De film geeft een geïdealiseerd en zorgeloos beeld van het leven aan boord. Bijzonder zijn de portretten van Javaanse bemanningsleden, die niet in hun functies zijn verbeeld, maar als individuen. Ze zijn bewust van dichtbij en van onderaf gefilmd. Hustinx maakte ook fotoportretten van hen. Keijzer ging ook in op de zeldzame foto’s van vrouwelijke contractarbeiders aan boord van de Simaloer van Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’. Van een van die contractarbeiders is het emigratiebewijs in de tentoonstelling te zien. Deze vrouw ontvluchtte een ongewild huwelijk en reisde vrijwillig mee.
Foto’s door bemanningsleden
In de expositie zijn ook foto’s te zien die door bemanningsleden zijn gemaakt. Binnen in het schip was het donker, dus zijn veel van hun beelden vanwege het licht aan dek gemaakt. Willem Dirk Duijf was zo’n fotograferend bemanningslid en zijn beelden tonen niet alleen de hogere officieren aan boord, maar ook bemanningsleden van de lage rangen. Stuurman Janus Ossewaarde maakte in 1917-1918 portretten aan boord van de Nickerie van de Koninklijke West-Indische Maildienst. Ossewaarde hield ook een verslag bij en beschreef daarin de foto’s die hij maakte, zoals van het bevroren schip. De Curaçaoënaars aan boord waren de bittere vrieskou niet gewend en dat blijkt ook uit de foto’s. Helaas komt de combinatie van foto’s en een verslag maar weinig voor. Tussen de foto’s van Ossewaarde was er ook een van een linnenjuffrouw. Zij is geïdentificeerd als Maria Margaretha Dekker. Vaak geven amateurfotografen een meer waarheidsgetrouw beeld dan professionals. Toch zijn er ook veel foto’s van beroepsfotografen in de expositie te zien. Zo kreeg Colette Lukassen een foto-opdracht om de integratie van vrouwen binnen de Koninklijke Marine weer te geven. Ze portretteerde negen vrouwen, onder meer een Marva (Marine Vrouwenafdeling) die in 1944 werd opgericht, tot de eerste vrouwelijke onderzeebootcommandant. Daarmee is de integratie van vrouwen binnen de Koninklijke Marine voltooid en nemen vrouwen nu ook deel aan operationele acties. Een tweede opdracht werd verstrekt aan Robert Fox. Op basis van de dia’s, films en dagboeken van Herman Janssen, die in de periode 1972-1976 als eerste Nederlander solo rond de wereld zeilde, maakte Fox een video-installatie. Met deze bloemlezing van enkele bijzondere aspecten van de tentoonstelling, besloot Keijzer haar verhaal.
Hadji’s in beeld
Mirjam Shatanawi, docent aan de Reinwardt Academie, ging vervolgens in op enkele duizenden reispassen van moslims, die tussen 1937 en 1939 vanuit Nederlands-Indië naar Mekka reisden voor de hadj, deze reispassen liggen als indrukwekkende stapels in de tentoonstelling. Hierin komen scheepvaart, fotografie en het kolonialisme samen. Rondom de hadj, de pelgrimstocht naar Mekka, bestond veel koloniale regelgeving. Door de verschillende oorlogen in Nederlands-Indië ontstond er een islambeleid. De Nederlandse regering faciliteerde het reizen naar Mekka, maar belemmerde dit tegelijkertijd ook. Zo werd regelgeving ingevoerd voor de hadji’s om een reispas te hebben, het dragen van speciale kleding voor erkende hadji’s en het afleggen van een examen na terugkeer. Dit alles werd gedaan om radicale ideeën tegen te gaan. Amateurs legden de fasen van de hadj vast, bijvoorbeeld medewerkers van het consulaat in Djedda of bemanningsleden. Op de reispassen stonden foto’s van de houders, maar hieraan werden geen eisen gesteld. Soms dragen de hadji’s deftige kleding, zijn ze gefotografeerd in studio’s of op een binnenplaats. Nederlandse rederijen hadden het monopolie in het pelgrimsvervoer. Er was een zogenaamde Kongsi Tiga, een samenwerkingsverband van drie rederijen: de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’, de Rotterdamsche Lloyd en de Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij ‘Oceaan’. Omgebouwde vrachtschepen werden geschikt gemaakt voor het pelgrimsvervoer, maar het waren daarmee geen passagiersschepen. De controle verschoof hiermee van de overheid naar de rederijen. Regels van de overheid, zoals hoeveel voedsel en drinkwater er per dag voor de pelgrims moest zijn, moesten door de rederijen worden uitgevoerd. Uiteindelijk kwam er verzet, omdat er mensonwaardige toestanden aan boord waren, bijvoorbeeld door de scheiding van de pelgrims. Het is dan ook niet altijd duidelijk of geportretteerde hadji’s op foto’s echt zijn of figuranten.
De verbeelding van een droomschip
Rose Ieneke van Kalsbeek zelf verzorgde een lezing over de opdracht die de van oorsprong Hongaarse fotografe Eva Besnyö kreeg voor de inrichting van het passagiersschip Nieuw Amsterdam van de Holland-Amerika Lijn (HAL). Via John Fernhout kwam Besnyö in Nederland, waar ze snel integreerde in de Nederlandse culturele wereld. De HAL wilde een schip dat zou kunnen concurreren met de Normandie en de Queen Mary en vroeg aan zo’n 60 kunstenaars om van het schip een varend kunstwerk te maken. Besnyö kreeg in 1937 de opdracht om een fotocollage voor de rookzaal in de derde klasse samen te stellen die een blik op Nederland moest bieden voor het Amerikaanse reizigerspubliek. Ze fotografeerde hiervoor in Bergen, Marken, Volendam en in de polders even buiten Amsterdam. Besnyö was een vertegenwoordiger van de Nieuwe Fotografie. Foto’s volgens deze stijl tonen dynamische composities met lage standpunten en haarscherpe details. Ze verwerkte in haar foto’s het idyllische platteland en chauvinistische elementen, zoals de Alkmaarse kaasmarkt. Om meer zeggingskracht in de beelden te leggen, versneed ze de negatieven en monteerde de verschillende beelden. Hierdoor verkreeg ze een ander beeld en perspectief. De fotocollage omvatte tien beelden, waarvan enkele uit meerdere delen bestonden. Onder invloed van haar latere echtgenoot, de graficus Wim Brusse, verwerkte ze er ook grafische elementen in. Zelf vond Besnyö de uiteindelijke fotocollage te geconstrueerd, maar de opdrachtgever was tevreden. Het ideale beeld werd ook in brochures gebruikt. Besnyö maakte ook de bouw, proeftocht en maidentrip van het schip mee. Aan boord maakte ze portretten van passagiers. Voor de tentoonstelling Mens op Zee is geprobeerd om alle afgebeelde personen een naam te geven. Niet altijd is dat gelukt, maar wel bij een foto van Besnyö van een slapende vrouw onder een deken aan dek. De vraag was of het een spontane foto is of dat deze in scène is gezet. De gedigitaliseerde passagierslijsten van de HAL boden uitkomst, toen op de foto het tekstbordje op de dekstoel met enkele letters werd herkend. Het bleek te gaan om Mabel R. Depue, die vanuit New York naar Londen reisde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog voer de Nieuw Amsterdam als troepentransportschip. Alle kunst werd daarom van boord gehaald. In 1946 keerde de fotowand niet terug en deze is nog steeds spoorloos. Er zijn alleen voorstudies van bekend en een foto van de ruimte, waarin de fotocollage is te zien.
De fotograaf Cas Oorthuys was in 1966 ook een foto aan boord van het schip. Hij fotografeerde een slapende man onder een deken, waarvan we weten dat het Oorthuys’ vriend Wim Alings is. Ook van hem was de naam eerst niet bekend, maar door beschrijvingen van de foto’s is hij geïdentificeerd. Beide foto’s zijn te zien in de tentoonstelling en vormen samen een mooi spiegelbeeld.
‘Van Varen’
Na de pauze werd de film Van Varen vertoond. Fotograaf en cineast Ed van der Elsken maakte deze film, die in 1961 uitkwam, in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Redersvereniging (KNRV). Het was bedoeld als cadeau voor de achttiende verjaardag van prinses Margriet. Van der Elsken reisde ervoor in 14 maanden de hele wereld rond aan boord van talloze Nederlandse schepen. De film van ongeveer twintig minuten toont alle aspecten van de Nederlandse scheepvaart: schepen, bemanningen, het leven aan boord, de ladingen, passagiers, de verre havensteden, etc. Al met al geeft de film een representatie van de Nederlandse schepen die de vrachtvaarders van de wereld zijn en het romantische beeld van de zwoegende zeeman.
Hans Rooseboom, conservator fotografie van het Rijkmuseum, besprak daarna het werk van Ed van der Elsken in het licht van deze film. Over foto’s zijn in het algemeen maar weinig geschreven bronnen, maar Van der Elsken is hierop een uitzondering. Omdat zijn correspondentiearchief grotendeels bewaard is gebleven, weten we nu veel over zijn werk en wat hij daarvan vond. In de periode 1960-1965 was Van der Elsken zeer succesvol en had hij verschillende tentoonstellingen. Toch zat het hem, volgens Rooseboom, niet altijd mee. Dat zie je namelijk niet af aan de foto’s. Uit zijn brieven is dat wel op te maken. Hij schreef met redacties van tijdschriften, uitgevers, collega’s over grote en kleine conflicten en problemen. In de periode 1960-1965 zat Van der Elsken namelijk op een dood punt. Hij wilde het fotograferen opgeven en zich voortaan richten op film. Uiteindelijk gaf hij de fotografie toch niet op en had hij vanaf dat moment een dubbele carrière. Financieel verkeerde Van der Elsken in een lastige periode, omdat hij moest investeren in apparatuur en tijd om te filmen, en het leverde hem bijna niets op. In oktober 1965, vijf jaar na de wereldreis, schreef hij Edy de Wilde, directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, over een fotoboek dat hij wilde maken van de wereldreis. Dat boek zou uiteindelijk als Sweet Life in september 1966 in New York verschijnen. Hij wilde dan tegelijkertijd in het Stedelijk Museum een tentoonstelling vanwege zijn afscheid van de fotografie. Dat retrospectief werd Hee… zie je dat!? Van der Elsken was op dat moment nog zoekende naar een eigen stijl in de filmwereld. Niet gespeend van eigendunk, schreef hij al in november 1961 aan de Bioscoopbond dat Van Varen een ‘aanwinst’ voor de Nederlandse filmkunst was. Hij wist nog niet of hij zou kiezen voor de speelfilm of de documentaire en gaf ook aan dat hij nog veel moest leren. Van Varen is van der Elsken’s eerste film en deze werd ook op televisie vertoond. In februari 1962 vroeg hij de KNRV om een Engelstalige aanbevelingsbrief en kreeg deze. De toon is zeer positief, het is een heroïsche propagandafilm voor de Nederlandse koopvaardij. De film is typisch voor Van der Elsken, maar de tekst, het commentaar en de muziek zijn dat niet. Deze zijn ook later toegevoegd. De film is met zorg gemaakt, maar Van der Elsken zag het als een vingeroefening. Hij wilde vertrouwd raken met het medium, leren monteren, en ook hoopte hij er subsidies voor volgende projecten mee te verkrijgen. Onbescheiden was hij dus niet, maar Van der Elsken moest zich nog wel bewijzen. In Van Varen zien we wel al het zoeken naar een eigen stijl, zoals de lage standpunten en elementen van de brutale straatfotografie van zijn latere foto’s. In de collectie van het Rijksmuseum wordt een ‘dummy’ van het fotoboek bewaard, die heel anders is dan hoe de uiteindelijke versie is geworden. Uit de ‘dummy’ kan worden afgeleid dat Van der Elsken tegelijkertijd filmde en fotografeerde. Sommige scènes in de film komen praktisch overeen met beelden in het fotoboek. Twee scènes waren volgens de correspondentie met de KNRV tamelijk controversieel. Dat waren een zwoele nachtclubscène en een vrijend paar op het strand. De film zou immers op televisie worden vertoond en dan kon moeder de vrouw deze beelden ook zien. Of bepaalde scènes uiteindelijk gematigd of zelfs geheel geschrapt zijn, is niet bekend. Feit is dat van beide scènes beelden in de film zitten.
Rooseboom besloot zijn verhaal met de conclusie dat Van Varen zeker niet het absolute hoogtepunt is in Van der Elsken’s carrière, maar dat het wel een belangrijk moment markeert in zijn loopbaan. De brieven bieden hierbij een mooi inkijkje in de ziel van de fotograaf. Ed van der Elsken zag zich vooral als kunstenaar en niet als persfotograaf. Het onderzoek naar Van der Elsken en zijn werk gaat door. In 2026 komt er een tentoonstelling in het Rijksmuseum met een begeleidend boek.
Omdat museumdirecteur Michael Huijser alweer ergens anders werd verwacht, sprak Cato Ebeling Koning, hoofd development van Het Scheepvaartmuseum, het slotwoord tijdens de boeiende middag. Zij bedankte de sprekers voor hun interessante voordrachten en toonde tot slot het promotiefilmpje dat het museum heeft gemaakt voor de Vriendenloterij Museumprijs 2022, waarvoor Het Scheepvaartmuseum is genomineerd, met als thema ‘Beste Buur’. Met een oproep aan alle aanwezigen om vooral te gaan stemmen, werd het symposium afgesloten. De maritieme en fotografiewereld waren voor even met elkaar verbonden.
Biografie
Ron Brand is conservator bij het Maritiem Museum Rotterdam.
[1] De fototentoonstelling Mens op Zee is nog tot en met 28 mei 2023 te zien in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Ter gelegenheid daarvan is een speciaal themanummer uitgebracht van het magazine Fotografisch Geheugen, het blad van het Nederlands Fotogenootschap. Hierin staan artikelen van de hand van alle sprekers.