Blog: Hanze in de spotlight: Verslag Hanzesymposium 2023

Johanneke ter Stege opent het symposium met het lied ‘Na Ons’.

Van 7 tot 8 september 2023 stonden nieuwe inzichten van internationaal Hanzeonderzoek centraal in Zwolle. Onderzoekers kwamen bijeen om vondsten uit Hanzeatische archiefbronnen te presenteren, om met elkaar en het publiek in gesprek te gaan over de huidige beleving van de Hanzeatische geschiedenis tijdens het Hanzejaar 2023 en over wat we in de toekomst kunnen verwachten. Wat zijn veelbelovende onderzoeksthema’s en hoe kan het brede publiek het beste betrokken worden bij het vertellen van de uitgebreide lokale, regionale en internationale geschiedenis van de Hanze?

Onder begeleiding van Vincent Robijn, directeur Collectie Overijssel, werd ingegaan op de Hanzeatische geschiedenis, in het bijzonder het handelsnetwerk van de regio waarin het symposium plaatsvond: Overijssel. De regio werd verbonden door de Hanzesteden Zwolle, Kampen en Deventer, die als een belangrijk scharnier tussen Oost- en West-Europa dienden. De handel en cultuur van de Hanze werden vanuit allerlei aspecten belicht: (stedelijke) diplomatie, mobiliteit, normen en waarden, taal en kunst. Deze veelzijdigheid werd in de indeling van het symposium weerspiegeld. Beide dagen werden ingeleid en afgesloten met gedichten en muziek van (voormalige) Overijsselse stadsdichters.

De Hanze in musea, archieven en onderweg

Johanneke ter Stege, singer-songwriter en voormalig stadsdichter van Deventer, trapte af met het lied ‘Na Ons’ van de Hanze Experience. De duik in de Hanzegeschiedenis ging vervolgens van start met een uitgebreid inzicht in de ontwikkelingen van het Europäische Hansemuseum in Lübeck, door diens directeur Felicia Sternfeld. De presentatie van Hanzeonderzoek aan een breder publiek stond hierbij centraal, wat goed aansloot bij het doel van het gehele symposium. Hoe verbind je het middeleeuwse bronnenmateriaal met de nieuwste technologische ontwikkelingen? En hoe kan geschiedenis en de locatie het beste gecombineerd worden? Voor het Europäische Hansemuseum heeft dit de afgelopen jaren de vorm aangenomen van een integratie in de stad zelf, letterlijk en figuurlijk. Aan de ene kant worden archeologische opgravingen op de plek van het museum  tentoongesteld in hun huidige staat; de architectuur van het museum verbindt het oude en nieuwe stadsdeel van Lübeck. De buitenplaatsen van het museum verbinden tevens de haven en de stad, en bieden inwoners een ontmoetingsplek waar de Hanzegeschiedenis bloeit. Aan de andere kant worden bewoners en bezoekers direct betrokken bij het onderzoek. Voor tentoonstellingen betekent dit een combinatie van bronnenmateriaal presenteren in traditionele vitrines en een emotie-gerichte aanpak met stage rooms, waarbij de bezoeker letterlijk oog-in-oog met de geschiedenis komt te staan en deze kan voelen en ruiken.

Bart Holterman (Deutsches Schifffahrtsmuseum, Bremerhaven) belichtte de waarde van digital humanities voor historisch onderzoek met het Viabundus-project, een ‘middeleeuwse routeplanner’. Het Viabundus-project reconstrueert het landtransport tussen 1350-1650. ‘Daar hebben de Middeleeuwenaren niks meer aan’, maar Holterman toonde aan hoe het project voor huidige onderzoekers een mooi inzicht biedt in hoe het reizen over land er vroeger uit had kunnen zien. In het geval van de Hanze betreft dit voornamelijk handelaren die hun goederen door de Duitse gebieden en Lage Landen naar de jaarmarkten in het westen vervoerden. De meest logische routes, met details over de duur van de reis en het aantal bruggen, veerponden en tolpunten, kunnen via Viabundus aan het licht gebracht worden.  Omdat contemporaine reizigers (bijna) geen gebruik maakten van kaarten onderweg, moet de reconstructie uitgaan van geschreven bronnen, zoals reisverslagen, en 16e-19e-eeuwse kaarten. Alles met verschillende gradaties van details. Al deze puzzelstukjes tezamen geven een impressie van het middeleeuwse wegennetwerk.

Presentatie Holterman,

Als het Viabundus-project in de middeleeuwen had bestaan, dan was dit zonder twijfel nuttig geweest voor de individuen van de volgende presentatie: bannelingen van de Hanzestad Kampen die hun leven enkele mijlen buiten de stadsmuren moesten voortzetten. Edda Frankot (onafhankelijk onderzoeker) besprak de sociale en economische uitsluiting in de middeleeuwse gemeenschap, en presenteerde haar observaties na het doornemen van archiefstukken in Kampen. Volgens haar was het namelijk zo dat verbanning niet zozeer als straf, maar als maatregel werd opgelegd. Zo werd verbanning voornamelijk als middel gebruikt bij het niet betalen van (hoge) boetes voor geweldpleging en dus niet als bestraffing van het geweldsincident zelf. Frankot observeerde daarnaast dat tijdens het laatste kwart van de vijftiende eeuw er in het taalgebruik van de bronnen een grotere nadruk op zeden kwam te liggen. Door de praktijk van het verbannen in Kampen te analyseren, kan er een beeld gevormd worden van de normen en waarden van een laatmiddeleeuwse stad en welk gedrag daar niet werd getolereerd. Al was verbanning nog geen definitieve uitsluiting (de banneling kon na afloop terugkeren naar de stad), toch laten de bronnen zien dat de tolerantie van onzedelijk gedrag steeds meer afnam.

Een impressie van het bronnenmateriaal in Collectie Overijssel.

Een verdere verdieping in bronnenmateriaal werd geleid door Christian Manger en Ester Zoomer (Hanze-fellows Collectie Overijssel). Zij presenteerden de eerste resultaten van hun onderzoek naar Overijsselse archiefstukken met betrekking tot de Hanze. Hierbij was één van de leidende vragen wat er precies gezegd kan worden over de positie van Zwolle in de omvangrijke Hanzeatische samenwerking. De vondsten én beperkingen van de archieven van Collectie Overijssel werden belicht. De in Zwolle bewaarde Hanzebronnen  betreffen voornamelijk algemene Hanzezaken, maar een verschuiving van focus brengt nieuwe kansen met zich mee. Bronnen die niet specifiek Hanzezaken betreffen – zoals de stadsnotulen, missiveboeken en stadsrekeningen van Zwolle, Kampen en Deventer – kunnen onderzoekers verwijzen naar historische ontmoetingen en onderhandelingen waarvan verder geen materiaal in de Collectie Overijssel aanwezig is. Dit soort verwijzingen leggen als het ware een kruimelspoor uit dat Hanzeonderzoekers kunnen volgen naar andere, buitenlandse archieven, waar verslagen van vergaderingen of brieven misschien wel degelijk bewaard gebleven zijn.

Voordat het publiek zich naar het Hanzebier en -producten van de borrel begaf, werden de presentaties zeer passend afgesloten met een inzicht in het onderzoek naar de manier waarop deze producten in de late middeleeuwen door de Hanze werden vervoerd: in tonnen en vaten. Jeroen Oosterbaan (Universiteit Leiden) vroeg zich af in hoeverre de introductie van de zeecontainer vergeleken kan worden met de grootschalige ingebruikname van de tonnen als verpakkingsmateriaal in de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Oosterbaan verwees naar de verrassende parallellen. Bij zowel de tonnen als containers waren de gevolgen van hun introductie te traceren naar aanpassing van de transportsector (in de vorm van schepen en havens), de reductie van transportkosten en de specialisatie van laatmiddeleeuwse Europese handelsnetwerken (bijvoorbeeld de standaardisatie van eenheidsmaten). Er was één belangrijk verschil: voor de handelaren in de late middeleeuwen betekende het gebruik van tonnen en vaten tevens een mogelijke langere gebruiksduur van producten door conservering . Dit leidde vervolgens tot nieuwe kansen . Ter afsluiting presenteerde Johanneke ter Stege een mooie samenvatting van de eerste dag in dichtvorm.

Hanzeconflicten en (stedelijke) identiteit

De Zwolse stadsdichter Bauke Vermaas opende en sloot de tweede symposiumdag met een gedicht. Vervolgens presenteerde Justyna Wubs-Mrozewicz (Universiteit van Amsterdam) een deel van het VIDI project ‘Managing multi-level conflicts in commercial cities in northern Europe (c. 1350-1570)’. In plaats van enkel een focus te leggen op de resolutie van een conflict, beargumenteerde Wubs-Mrozewicz dat contemporaine diplomatische actoren ook veel aandacht besteedden aan andere delen van het proces van conflict management: het voorkomen en (de-)escaleren van conflicten evenals het behouden van een status quo. De Hanze functioneerde zelf als een institutie om conflicten te vermijden door middel van uiteenlopende tactieken, zoals onderhandelingen en uitgebreide communicatie, de toepassing van concepten van vertrouwen en wederkerigheid, en praktische middelen zoals het gebruik van handelsmerken.

Het thema van conflict management werd vervolgd door Jurriaan Wink (Vrije Universiteit Brussel), met een gedetailleerde casestudie van een conflict tussen Kampen en enkele Engelse handelaren, dat tot de Grote Raad van Mechelen reikte. Wink liet zien hoe individuele steden hun Hanzelidmaatschap konden inzetten om hun eigen conflicten in goede banen te proberen te leiden. In het geval van dit conflict, lukte het Kampen om de invloed van de Bourgondische hertog op hun stedelijke autonomie zo goed mogelijk te vermijden door de kwestie een onderdeel te maken van de in 1474 afgesloten vredesovereenkomst tussen de Hanze en Engeland. Zo niet, dan weigerde het stadsbestuur van Kampen het gehele verdrag te ondertekenen – wat de bredere Engels-Hanzeatische diplomatie effectief ondermijnde. 

 Na dit korte fragment van Hanzeatische geschiedenis zoomde Hanno Brand (Fryske Akademy) weer uit naar langdurige ontwikkelingen door de Friese steden Staveren en Bolsward door verschillende eeuwen heen te analyseren. Centraal stond de vraag of zij wel of niet als lid van de Hanze beschouwd konden worden. Brand liet zien hoe de Hanzeatische identiteit van deze twee steden fluïde was: al participeerde Staveren bijvoorbeeld bijna niet in de 15e-eeuwse Algemene Hanzevergaderingen (Tagfahrten), de stad bleef deel uitmaken van de tafelschikking en in 1557 maakten zowel Staveren als Bolsward deel uit van de Hanzeatische confederatie.

Presentatie Suzie Hermán.

Suzie Hermán (Princeton University/Universiteit Leiden) introduceerde het perspectief van kunsthistorici en hoe kunst vorm gaf aan de uitdrukking van de Hanzeatische koopmansgemeenschap van de zestiende eeuw. Voor deze presentatie gaf ze een gedetailleerd inzicht in de stadsatlas Civitates Orbis Terrarum (1572–1617) en de connecties tussen de auteur Georg Braun en meerdere hooggeplaatste Hanzeatische functionarissen. Deze mannen, waaronder de contemporain bekende diplomaat en Hanzeatische Syndicus Heinrich Suderman, verstrekten informatie en hun eigen kennis aan Braun ter ondersteuning van de beschrijvingen van Hanzesteden, zoals Lübeck, Hamburg en Kampen, maar eveneens buitenlandse steden waar grote Hanze-enclaves gevestigd waren in de vorm van Kantoren (Kontore), zoals Londen en Antwerpen. Door hun invloed kreeg de Hanzeatische aanwezigheid en collectieve identiteit een prominente plek in Braun’s werk.

Als laatste was Jeroen Benders (Rijksuniversiteit Groningen) aan de beurt. Hij boog zich over de vraag: was er in de noordelijke Nederlanden handel buiten de Hanze? Om hier een antwoord op te geven, analyseerde Benders de Hanzestad Hasselt en diens rol in de handel met hout, ossen en bier, waarbij parallel-lopende en verstrengelde regionale, interregionale en Hanzeatische handelnetswerken in de noordelijke Nederlanden werden geanalyseerd. Hoewel Hasselt vanuit het Hanzeatische perspectief als een kleine stad (Kleinstadt) werd gedefinieerd, speelde het binnen het distributiecentrum van de Nederlanden een aanzienlijk grotere rol. Hierbij werd het belang van verschillende perspectieven en de analyse van zowel Hanzeatisch als niet-Hanzeatisch bronnenmateriaal wederom benadrukt, en hoe dit een veel effectiever totaalplaatje van geschiedenis vormt.


Tot besluit

Hoe sluit je twee dagen van kennisuitwisseling en onderzoek het beste af? Uiteraard met de lancering van nieuw Hanzeatisch onderzoek. Frank Inklaar introduceerde het boek de ‘Atlas van negen Hanzesteden’, waarin wetenschappelijk onderzoek en de publieke perceptie van de Hanze zijn samengevoegd. Inklaar demonstreerde welke veranderingen het beeld en de identiteit van de Hanze de afgelopen decennia in Overijsselse steden hebben doorgemaakt. Hierbij lag de nadruk op de invloed van marketing en toerisme, waarbij het beeld van de Hanze geactualiseerd wordt. De ‘Atlas van negen Hanzesteden’ heeft als doel deze invloed te minimaliseren en de publieke kennis van de Hanze uit te breiden met rijk geïllustreerde verhalen over Doesburg, Zutphen, Deventer, Hattem, Zwolle, Hasselt, Kampen, Elburg en Harderwijk.

Biografieën

Ester Zoomer en Christian Manger zijn Hanze-fellows Collectie Overijssel en
PhD kandidaten Universiteit van Amsterdam.


Ester Zoomer haalde haar Bachelor Geschiedenis (2013) en Master Europe 1100-1800 (2016) aan Universiteit Leiden. Tussen 2015 en 2018 werkte ze als editorial assistant voor de academische tijdschriften BMGN-Low Countries Historical Review (2015-2016) en International Review of Social History (2017-2018), en werkte ze tevens als junior communications manager voor het KNHG (2016-2017). In 2018 begon ze als PhD onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, als onderdeel van het NWO VIDI project ‘Managing multi-level conflicts in commercial cities in Northern Europe (c.1350-1570)’. Sinds begin 2023 is ze werkzaam als Hanze-fellow aan de Collectie Overijssel.

Christian Manger studeerde BA en MA Geschiedenis en Scandinavistiek aan de Universiteiten van Keulen en Kiel. Sinds 2018 is hij promovendus aan de Universiteit van Amsterdam in het NWO project ‘Managing multi-level conflicts in commercial cities in Northern Europe (c.1350-1570)’ en sinds begin 2023 Hanze-fellow aan de Collectie Overijssel.