Blog: Verslag Symposium Wurkgroep Maritime Skiednis

Hugo ter Avest en het schilderij van ‘de Stad en Lande’. (Foto Jelle Jan Koopmans)

Op zaterdag 3 februari 2024 vond het jaarlijks symposium van de Wurkgroep Martime Skiednis plaats in het Fries Scheepvaart Museum in Sneek. Het thema dit jaar was ‘Friezen in de admiraliteiten van de Republiek in de Vroegmoderne Tijd’. Voorzitter Peter Tolsma opende het symposium met een verwijzing naar het boek Verzwegen Zeeheld Jacob Benckes van oud bestuurslid Jan de Vries. De belangrijkste vraag van het symposium was: hoe kan het dat er zoveel Friezen actief waren in de admiraliteit en wie waren dat?

De eerste spreker was Hugo ter Avest. Hij is reeds 37 jaar als conservator en directeur betrokken bij museum het Hannemahuis in Harlingen. In een beeldende presentatie liep hij door de geschiedenis van de Friese admiraliteit. Deze begon in 1597 in het stadhuis van Dokkum om in 1618 te verhuizen naar een nieuw gebouw in die plaats. Dit maakt thans deel uit van het Museum Dokkum. In 1644/1645 kwam de admiraliteit naar Harlingen. Uit een plattegrond van Harlingen uit 1614 bleek dat er toen ook al volop maritieme activiteiten waren in Harlingen.

Postuum portret Auke Stellingwerff. (Collectie Rijksmuseum)

Ter Avest liet ons onder andere kennismaken met een prachtig postuum portret van Auke Stellingwerff (1635-1665). Op dit portret  heeft Stellingwerff de hand op de kogel waar hij door gedood werd bij de slag van Lowesoft. Aardig nieuwtje was dat het fronton van het huis Leeuwenburg dat vanaf 1776 fungeerde als het hoofdkwartier van de Friese admiraliteit na jaren in Groningen te zijn geweest terugkeert in Harlingen. Aan het eind van de achttiende eeuw kwam de Friese Admiraliteit in verval. Ter Avest toonde een aquarel van een vrolijk tafereel uit 1791 waarbij de stadhouder in Harlingen werd onthaald op het schip de Stad en Lande. Deze bleek later echter te groot om de haven te kunnen verlaten en moest worden gesloopt.

Anna Verhoog over kapitein Adriaan de Roock. (Foto Jelle Jan Koopmans)

Friese kapitein Adriaan de Roock

De tweede spreekster was Anna Verhoog (afgestudeerd Colonial and Global History in Leiden en nu werkzaam bij Schinkelshoek). Zij gaf aan vereerd te zijn hier in Sneek te spreken ook omdat zij familiegeschiedenis in deze stad heeft. Daarnaast was het precies 1 dag voor de sterfdag van Adriaan de Roock. Haar lezing was dan ook getiteld ‘Neerlands Hoop in bange dagen: de vergeten Friese kapitein Adriaan de Roock’.  Deze Adriaan werd in 1748 in Zaltbommel geboren en overleed in 1834 in Harlingen. Hij voer op twee schepen van de Friese Admiraliteit en werd in 1791 benoemd tot equipagemeester. In de Vierde-Engelse oorlog (1780-1784) werd hij naar West-Indië gestuurd om de bestuurders in de koloniën van de oorlog op de hoogte te brengen. Hij  voer op het fregat de Eendragt. Deze missie slaagde deels doordat hij in Suriname de boodschap wist over te brengen maar dit lukte niet op Sint-Eustatius en Curaçao. Op de terugweg wist hij een Engelse brigantijn te kapen en bij thuiskomst werd hij dan ook als een groot zeeheld vereerd. Hij bleef in Harlingen wonen en trouwde met een nazaat van Tjerk Hiddes de Vries. Adriaan de Roock is in de vergetelheid geraakt. Verhoog gaf aan dat in het algemeen de Friese zeehelden eerder vergeten zijn dan hun Hollandse collega’s.

Hans Zijlstra over Jeppe Nittes en de vlag van de Zilvervloot. (Foto Jelle Jan Koopmans)

De vlag van de Spaanse Zilvervloot

De derde spreker was Hans Zijlstra (Historische Vereniging de Sneuper, redactielid de Vrije Fries en werkzaam bij Elsevier). Zijn bijdrage ging over Jeppe Nittes uit Dokkum en de vlag van de Spaanse Zilvervloot. Een verhaal waar hij eerder samen met Nykle Dijkstra (Historische Vereniging de Sneuper, werkzaam bij het Historisch Centrum Leeuwarden) een artikel over schreef. Zijlstra noemt eerst een aantal belangrijke gebeurtenissen uit het jaar 1628. Belangrijkste daarvan was misschien wel het veroveren van de Spaanse Zilverloot door Piet Hein. Deze wist in de baai van Matanzas vier Spaanse galjoenen te kapen met voor in die tijd 11,5 miljoen gulden aan goud en zilver. In een kroniek van Gerrit Hesman wordt gesteld dat Piet Hein in 1629 werd begraven met een Spaanse vlag die door de Dokkumer Jeppe Nittes van het Spaanse galjoen de Anna is afgehaald. Dit was een van de vier galjoenen dat onderdeel uitmaakte van die Zilvervloot. Dit verhaal is moeilijk te bewijzen. Wel is het zo dat de Staten Generaal de Spaanse vlaggen opeisten om deze in de Ridderzaal te hangen. Ook op een schilderij van het grafmonument van Piet Hein zijn Spaanse vlaggen te zien. Het is mogelijk dat de vlag van Jeppe Nittes uit de Ridderzaal is gehaald en op de kist is gelegd. Jeppe Nittes heeft in ieder geval bestaan. Hij kreeg in 1635 een dochter in Amsterdam. In 1640 liet hij zich inschrijven in het Burgerboek van Dokkum. Hij was op dat moment schipper van beroep. In 1644 ging hij met een aantal Dokkumers een scheepscontract aan waaruit bleek dat hij een van de rijkere schippers was. Uit deze zaken en het feit dat hij woonde aan een huis aan de Dijk blijkt dat Jeppe Nittes een geslaagd man was. Of hij ook de Spaanse vlag van de zilvervloot veroverde moet nog worden bewezen.

Peter Swart over het fregat Huis te Warmelo.  (Foto Jelle Jan Koopmans)

Oorlogsschip Huis te Warmelo

De volgende spreker was Peter Swart (Adviseur en project manager West-Fries Museum). Swart vertelde over het oorlogsschip het Huis te Warmelo. Dit was een fregat van de West-Friese admiraliteit dat zetelde in Hoorn en Enkhuizen. Het schip werd in 1708 gebouwd in Medemblik. Op 25 augustus 1715 verging het in de holst van de nacht in barre weersomstandigheden in de Finse Golf. Van de 200 bemanningsleden kwamen er 70 om het leven. Bijzonder is dat het schip in 2016 werd teruggevonden op de bodem van de Finse golf. De houten constructie van de romp is nog grotendeels intact en de kanons staan zelfs nog op het bovendek. Op het Huis te Warmelo waren opvallend veel Friese matrozen actief. Deze 41 matrozen kwamen allemaal uit Friese steden namelijk 14 uit Sneek, 10 uit Bolsward, 10 uit Franeker, 5 uit Harlingen en 2 uit Leeuwarden. Een van hen was Wobbe Benedictus. Deze was opgegroeid in het Old Burger Weeshuis in Leeuwarden waar hij voor kleermaker had geleerd. In Sneek werd op 23 december 1723 luidgeld betaald voor het uitluiden van vier van de matrozen van het Huis te Warmelo die op zee waren gebleven. Dat de meeste matrozen uit de Friese steden kwamen is niet verwonderlijk. Matroos worden op de admiraliteit was gezien de gevaren geen populair werk en voor velen misschien een laatste reddingsboei. Swart zoekt nog informatie over de bemanningsleden van het schip. Een lijst van bemanningsleden is te vinden op: Bemanningslijst – Fregat Huis te Warmelo     

Hanno Brand over het konvooi van Bijland. (Foto Jelle Jan Koopmans)

Konvooi van Van Bylandt uit 1779

Laatste spreker was Hanno Brand over het konvooi van Van Bylandt uit 1779. Op 30 december 1779 onderschepte de Engelse commander Fielding voor de kust van Wight een Nederlands konvooi van ruim veertig koopvaarders die begeleid werden door een klein eskader dat onder bevel stond van admiraal Van Bylandt. Hoewel verreweg de meeste koopvaarders wisten te ontsnappen, werden negen schepen, waaronder zes Friese vrachtvaarders, opgebracht en in Plymouth aan de ketting gelegd. De kaping leidde tot veel beroering in de Republiek en hield maandenlang de publieke opinie bezig in de vorm van een stroom aan krantenartikelen, pamfletten, gedichten en toneelstukken. De aandacht richtte zich vooral op Van Bylandt, waarvan kwade tongen wilden dat hij zich te snel had overgegeven, en op de gevolgen van de kaping voor de relaties met Engeland in het jaar voorafgaand aan het uitbreken van de 4de Engelse oorlog. Ook de latere historiografie richtte zich vooral op de affaire Van Bylandt maar had nagenoeg geen oog voor de lotgevallen van de reders en schippers van de gekaapte schepen. Merkwaardig genoeg ontbreekt tot dusver ieder spoor van de kaping in de zogenaamde Prize Papers van het High Court of Admirality. Een speurtocht door de pamfletten en krantenartikelen uit het jaar 1780 bracht echter aan het licht hoe de kaping verliep, op welke gronden de Nederlandse schepen werden gekaapt en hoe niet alleen Friese reders en schippers, maar ook de Friese kranten, opiniemakers en zelfs de Friese filosoof Halbertsma het proces voor de High Court of Admirality volgden en becommentarieerden. Het leverde een boeiend relaas op over de argumenten die door de rechters werden gebruikt om de Friese schepen in beslag te nemen en hun schippers en reders te veroordelen. De kaping speelde een belangrijke rol in de diplomatieke onderhandelingen met Engeland en voedde de vergiftigde atmosfeer waaruit de Vierde Engelse Oorlog eind 1780 ontstond.        

Deze dag met boeiende lezingen werd afgesloten met een gezellige borrel mede gemaakt door sponsor Kuiper (Scheeps)Verzekeringen. NB deze blog is ook gepubliceerd op de website van de Fryske Akademy.

Biografie

Jelle Jan Koopmans is lid van de Wurkgroep Maritime Skiednis. Hij is werkzaam als medewerker Service Centrum Wonen bij Rabobank.