Blog: De Zoetwateroorlog

Een tekening van Josua de Grave (1643-1712), Grave in 1674. Men ziet een vaartuig met kanons bij het gedurende de verovering door Wllem III in 1674 zwaar beschadigde Grave.. (Foto van een scan in het Stadsmuseum Grave, Anne Doedens.)

‘Zoetwateroorlog’, hoezo?  Enige uitleg bij dit onbekend begrip is op zijn plaats. Dit begrip doelt op de activiteiten van de zeemacht van Michiel de Ruyter op de binnenwateren van de Republiek tijdens het Rampjaar 1672 en daarna.

Het project

Het project ‘De Zoetwateroorlog’ legt een blinde vlek in de geschiedschrijving over het Rampjaar bloot: de betekenis van de marine en de mariniers voor de strijd bij en op de wateren van de Hollandse Waterlinie op cruciale plaatsen en tijdens belangrijke momenten. Hierbij spelen de strijd in de provincie Utrecht, op het IJ en de Zuiderzee bij Amsterdam, bij Uithoorn en op de Merwede bij Gorinchem  een grote rol. Op de Lek, bij Schoonhoven, Ameide, Vreeswijk, Jaarsveld en Vianen, en op plaatsen in waterrijk gebied zoals bij Oudewater en Harmelen vonden belangrijke maritieme confrontaties plaats die van belang waren bij de oorlogvoering tegen de Fransen. Vele tientallen schepen voor de binnenvaart waren daarbij betrokken. Uiteindelijk zouden hiervoor in de Republiek vele honderden vaartuigen worden gehuurd, gevorderd en ingezet.

Nieuw perspectief

Juist de betrokkenheid van mariniers en scheepsvolk en soms schepen die doorgaans op de Noordzee te vinden waren, voegt een nieuw element toe aan het verhaal van het Rampjaar en de geschiedenis van de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanuit het Waterliniemuseum werd door mij onder toezicht van een deskundige werkgroep nog niet eerder gebruikt archiefmateriaal bijeengebracht. Dat materiaal verandert het beeld van de Oude Hollandse Waterlinie en van het Rampjaar en andere jaren waarin het bestaan van de Republiek groot gevaar liep (zoals in 1787 bij de inval van de Pruisen en in 1793-1794, toen de Fransen weer in oorlog waren met de Republiek). Voorzien zijn exposities in het Waterliniemuseum en bij daarmee samenwerkende partijen eind 2025/2026. Een publicatie wordt voorbereid die in de zomer van 2025 zal verschijnen. De mij begeleidende werkgroep bestaat uit viceadmiraal Matthieu J.M. Borsboom (oud commandant zeestrijdkrachten), leden van de Stichting de Ruyter, dr. Adri van Vliet (oud-adjunct directeur van het NIMH), het bestuur van het Waterliniemuseum en Roosmarijn Ubink MA (Regionaal Historisch centrum Vecht en Venen).

Uitleggers en ander materieel

De inzet van ’s lands vloot en zijn opvarenden was bij de binnen de grenzen van de Republiek uitgevochten oorlog onderdeel van een bewuste strategie. Vlak voor de Franse inval, zo lezen we in het Verwerd Europa van de diplomaat en historicus Petrus Valckenier (1638-1712), lieten de Staten-Generaal extra bewapende vaartuigen (vaak ‘uitleggers’ genoemd) bouwen. (Valckenier was een van de best geïnformeerde historici die over het Rampjaar schreef; zijn werk werd voor het eerst gepubliceerd in 1675.)

Een pagina uit het Amsterdamse Stads Archief, archief van de burgemeesteren, Groot Memoriaal.  Een van de vele pagina’s  met de namen van gehuurde of gerekwireerde binnenvaartschepen en -vaartuigjes.

Een paar maanden na de Franse inval waren er al 84 ‘uytleggers’ ter beschikking, het zouden er veel meer worden. In de maritieme strijd werden ook tientallen Groenlandse sloepen (voor de walvisvaart) ingezet. Valkenier  bericht in een korte zin – en lengte omgekeerd evenredig aan het belang ervan – dat de inzet van kleine oorlogsbodems de vijand verhinderde door te dringen in Hollands hart.

Vlagofficieren

Bij deze ‘Zoetwateroorlog’ werden niet voor niets vlagofficieren van ’s lands vloot betrokken. Michiel de Ruyter moest de maritieme verdediging van Amsterdam organiseren en vanaf de Zuiderzee dekking geven aan deze bedreigde stad. Belangrijk was het optreden van viceadmiraal Isaac Sweers die leiding gaf aan 24 compagnieën matrozen die uitgerust met snaphanen (geweren) en sabels aan de waterkant bij de voornaamste stellingen werden geposteerd. Een andere opvallende militair was de commandant van de mariniers kolonel François Palm. Hij stelde langs het water bij Uithoorn en Mijdrecht, Wilnis en Vinkeveen wachtposten in, waarmee Holland en Utrecht beschermd werden. Daarbij bleek varend materieel onmisbaar. In 1672 en 1673 verwierf Amsterdam vele honderden kleine vaartuigen om kanons op te plaatsen of troepen mee te vervoeren; zoals mariniers en konstabels van de vloot die het geschut bedienden. Bijzonder was dat het een niet-marineman was, oud-burgemeester Jacob Lobs van Medemblik, die in juni 1672 als admiraal van een vloot van honderd kleinere schepen op de Zuiderzee werd ingezet.

Franse inundaties en gebrek aan varend materieel

Er is meer dat  de inzet van marinepersoneel en -materieel bij de ‘Zoetwateroorlog’ interessant maakt. Er werd juist gevochten, waar de Fransen met water uit de Lek bij Vreeswijk het land daarachter inundeerden. Die inundatie moest Leiden toegankelijker maken voor de Fransen, meende maarschalk Luxembourg. Het lijkt erop dat bekende figuren als kapitein Van Brakel c.s. in opdracht van Willem III daartegen op 12 oktober 1672 tientallen uitleggers inzetten. Het baatte niet, de doorgraving bij de Vaart kwam er, maar opvallend is dat de Fransen op dezelfde dag spraken over de inzet van varend materieel bij een Staatse aanval op Woerden.

Er waren meer belangrijke maritieme acties, zoals bijvoorbeeld  in december 1672, toen een uitlegger bij Woerden de Franse troepen van Lodewijks maarschalk Luxembourg een andere richting op dwong.   

De vraag waarom de Fransen niet verder doorstootten, lijkt niet alleen met de dooi maar ook met het Franse gebrek aan varend materieel verband te houden. De Republiek beschikte immers over vele honderden gewapende en ongewapende vaartuigen die het oprukken van de Fransen belemmerden. Ook lijkt de hoop die zij koesteren op de gevolgen van de hiervoor genoemde inundatie bij Vreeswijk een rol te hebben gespeeld om te wachten met een aanval op het hart van Holland.

Tot slot

De inzet van de zeelieden en de marine bij de Zoetwateroorlog verdween uit beeld en verdient een eigen verhaal; een verhaal dat goed in beeld gebracht kan worden voor het onderwijs en het grote publiek in een expositie. Voor een verslag van het onderzoek kan men later dit jaar kennis nemen van het boek dat naar verwachting in de zomer van 2025 bij de Walburg Pers zal verschijnen.

Biografie

Dr. Anne Doedens (1945) was docent Nieuwe Geschiedenis bij hoger onderwijsinstellingen in Amsterdam. Over hem, zijn werk en zijn belangstelling voor maritieme geschiedenis: www.annedoedens.com.