Blog: Het thuisfront springt bij!

Tekening van een kogge in het Digestum Vetus (SAK, inv. 1, nr. 8, fol. 8).

Koopman en schipper kregen in de late middeleeuwen met diverse obstakels te maken: reizen was traag, informatie vaak onvolledig en gevaar lag altijd op de loer. Toch bleef handel over het geheel genomen plaatsvinden, het belang ervan nam zelfs toe. Hoe kan dit?[1]


De rol van het thuisfront

Eén van de verklaringen hiervoor moet worden gezocht bij de steun van het thuisfront van kooplieden en schippers: hun thuisstad en vorst. Met name die eerste bleek op basis van mijn doctoraatsonderzoek naar de kooplieden en schippers uit Kampen, Utrecht en Zutphen in de periode 1440-1560 betrokken te zijn bij ongeveer ieder facet van een handelsonderneming. Het thuisfront verwierf gunstige handelsvoorrechten en zag tevens toe op de naleving. Transportinfrastructuur werd bevorderd, conflicten werden beheerst en er werd veel moeite gedaan om een schadevergoeding te krijgen voor onderdanen die schade hadden geleden. Betrokkenheid van het thuisfront bij handel is niet geheel onbekend, maar wordt doorgaans slechts terloops vermeld.

Aangezien een blog geen ruimte biedt om alle steun van het thuisfront in detail te bespreken, beperk ik mij voor nu tot één dimensie: veiligheid. Zoals gezegd was veiligheid in de late middeleeuwen (en doorheen de geschiedenis) vaak ver te zoeken. De oorzaak is eenvoudig: oorlog was vrijwel een constante. Dicht bij huis, maar, en dit is relevant voor de reizende koopman en schipper, ook elders. Op het land waren het rondreizende troepen en handelsblokkades die hinder veroorzaakten. Op zee was kaapvaart een voortdurende bron van ellende. Laten we op dit laatste gevaar focussen.

Gevaar op zee

In de vijftiende en zestiende eeuw hadden vorsten nog maar zeer beperkt toegang tot een eigen vloot. Om vijanden te bestrijden, zowel militair als economisch, werd daarom een beroep gedaan op particulieren. Die mochten in ruil voor een deel van de buit als kaper de vijand tergen. In theorie moesten neutrale partijen met rust worden gelaten, maar het gebrek aan zeemacht die de inzet van kapers noodzaakte voorkwam eveneens controle. De stap van kaapvaart naar piraterij was klein.

Geweld op zee was dus een risico waarmee rekening moest worden gehouden. Uit bestaand onderzoek is al gebleken dat kooplieden en schippers verschillende maatregelen troffen. Zo werden risico’s gespreid en werd reizen met veel geld vermeden. Verder werden schepen bewapend en werd er in konvooi gevaren. Een bekend voorbeeld van dit laatste zijn de konvooien van de Venetianen. Die werden door de overheid georganiseerd. Betrokkenheid van gezagsdragers was niet uniek: in de Lage Landen bemoeiden de zestiende-eeuwse Habsburgers zich bijvoorbeeld met de uitrusting van de vloot, al was hun motivatie vooral gevormd door eigenbelang. In Holland werd gewapende bescherming, zo blijkt uit onderzoek, in de eerste plaats vanuit steden georganiseerd.

Kamper bescherming

Ook elders in de Nederlanden bekommerden steden zich om de veiligheid van hun onderdanen in den vreemde. Neem bijvoorbeeld Kampen. Gelegen aan de monding van de IJssel in de Zuiderzee was deze stad een ideale thuishaven voor een bevolking met belangen in de zeevaart. De Kamper magistraat beschermde die belangen, onder andere door zich te bemoeien met veiligheidsinitiatieven.

In 1487 werd er bijvoorbeeld ingegrepen toen een zogenoemd admiraalschap in tweeën dreigde te splitsen. De betrokken reders vreesden voor de gevolgen omdat een splitsing het principe van een admiraalschap ondermijnde – veiligheid werd immers bevorderd door numeriek overwicht. Na overleg met de betrokkenen bepaalde de magistraat dat het admiraalschap bijeen moest blijven. Zo niet, dan werd eventuele schade op de twistende betrokkenen verhaald.

Tekening van schepen in het Digestum Vetus (SAK, inv. 1, nr. 8, fol. 6).

De Kamper magistraat was op meer manieren betrokken bij veiligheid. Op 2 maart 1524 werd bijvoorbeeld toegestaan dat burgers twee bewapende schepen zouden uitrusten ter verdediging. Dit was geen overbodige luxe: de oorlog om de macht in Gelre tussen de Habsburgers en de Gelderse hertogen zorgde voor veel spanningen, ook op de Zuiderzee. In 1524 zouden er zelfs dagelijks problemen zijn geweest. Niet iedereen steunde dit Kamper initiatief. Reeds op 10 maart hadden kapers in dienst van Karel V en onder commando van Amsterdam de Kamper schepen hardhandig overvallen. Zij wilden niet dat er geschut werd gevoerd of vervoerd. Weinig verrassend beklaagde de Kamper magistraat zich hierover. De inzet van de gewapende schepen werd verdedigd door te wijzen op de frequente hinder die kapers veroorzaakten. Het was duidelijk dat keizerlijke troepen niet in staat waren om veiligheid te bieden. Om Amsterdam gunstig te stemmen suggereerde Kampen dat de inzet van de twee schepen ook het verkeer naar Amsterdam ten goede kwam.

Gelijktijdig klaagde Kampen bij zijn landsheer, bisschop Filips van Bourgondië (r. 1517-1524). De bisschop werd gevraagd om contact op te nemen met de admiraal van de keizer, Amsterdam, of wie er ook verantwoordelijk mocht zijn. Op die manier moest bewerkstelligd worden dat Kampen schepen kon uitrusten ter zelfverdediging. Het is helaas onduidelijk hoe de kwestie afliep. Wel is het aardig om te vermelden dat bisschop Filips niet onbekend was met zeevaart. In een vorig leven was hij admiraal in dienst van de Habsburgers, zij het voor de Noordzee en niet de Zuiderzee.

Tekening van bisschop Filips van Bourgondië door Jacques Le Boucq, naar Jan Gossaert (Recueil d’Arras, Arras, Bibliothèque municipale, Ms. 266, fol. 98r.).

De ‘aanvaring’ met de Amsterdammers weerhield Kampen er niet van zich te blijven inzetten voor de veiligheid van onderdanen op de Zuiderzee. In juli 1524 werden er vier schepen door de magistraat uitgerust ter bescherming van de welvaart van de stad en haar kooplieden. Als gezaghebber werd Gyse van Bloxiel aangewezen. Dit was een ervaren schipper die blijkens diverse getuigenissen niet schuw was van een beetje geweld. Dit keer schijnen veiligheidsmaatregelen meer succes te hebben gehad. Gyse is nog tot zeker 1527 actief geweest op de Zuiderzee.

Conclusie

De bovenstaande geschiedenis toont dat de stad Kampen zich om het welzijn van haar onderdanen in den vreemde bekommerde. Daarin stond deze stad niet alleen, ook Utrecht en Zutphen kwamen op voor de veiligheid van hun burgers in het buitenland. Dit gebeurde trouwens ook door middel van waarschuwingen en het verstrekken van reisdocumenten. Mede dankzij de inspanningen van het thuisfront konden kooplieden en schippers hun werk doen. Het thuisfront sprong bij!

Biografie

Jurriaan Wink promoveerde recent aan de Vrije Universiteit Brussel en Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift ‘Het thuisfront springt bij. Stad, gewest en vorst op de bres voor kooplieden en schippers uit Kampen, Utrecht en Overijssel (ca. 1440-1560)’.


[1] De tekst is gebaseerd op het nog ongepubliceerde proefschrift:  ‘Het thuisfront springt bij: Stad, gewest en vorst op de bres voor kooplieden uit Kampen, Utrecht en Zutphen in den vreemde (ca. 1440-1560)’. Zie: https://hdl.handle.net/1871.1/3a0384be-09c8-4443-8c18-48755ce6f029 (momenteel nog onder embargo).