Blog: 1911: Met de ‘Batavier III’ naar Spithead

Het s.s. ‘Batavier III’, afbeelding in programmaboekje

In 2019 kreeg het Maritiem Museum Rotterdam een programmaboekje ten geschenke van een excursie per schip naar Londen en Spithead in 1911, alwaar een vlootschouw werd georganiseerd. Het programmaboekje is bijzonder en waardevol omdat het een erg gedetailleerd beeld geeft van een excursie in deze tijd van groeiend militarisme.

Ter gelegenheid van de kroning van de Engelse koning George V werd in 1911 nabij Spithead (bij het eiland Wight) een vlootschouw georganiseerd. Hoewel vlootschouwen al sinds de vijftiende eeuw regelmatig werden gehouden om de hoogste legeraanvoerder aan de vooravond van dreiging of oorlog de oorlogsvloot te laten controleren, had een kroningsvlootschouw als deze vooral een belangrijke ceremoniële functie. Bovendien had deze een klein Nederlands tintje. Behalve dat een Nederlands oorlogsschip onderdeel was van de vloot, werden er ook vanuit Rotterdam en Vlissingen cruises en excursies georganiseerd zodat geïnteresseerden het spektakel konden aanschouwen.

Een van deze excursies, georganiseerd door het reisbureau Lindeman & Co, was gepland in de periode tussen 21 en 26 juni. Met het s.s. Batavier III van de scheepvaartmaatschappij Wm H. Müller & Co werd Londen (21-22 juni) en Spithead (24 juni) bezocht. In Londen werd op 22 juni koning George V gekroond. De straten waren versierd en de stad stond bol van festiviteiten. Eenmaal na aankomst op 22 juni maakten de passagiers s ochtends en s middags een tocht door de stad per koets. Toen al legendarische plekken, zoals St. Paul’s Cathedral en de Tower Bridge, werden bezichtigd. Bovendien kreeg het bezoek aan de stad een bijzondere tint door de feestelijke sfeer en de aanwezigheid van een internationaal publiek. Op de tweede dag in Londen werd de koninklijke optocht, waaraan naast de Britse koninklijke familie ook andere vorsten deelnamen, bekeken. Hoewel de Nederlandse koningin Wilhelmina zelf niet aanwezig was, werd zij vertegenwoordigd door haar man, prins-gemaal van Nederland, Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. De deelnemers aan de excursie konden de optocht aanschouwen vanuit een eersterangs positie, op een tribune in de noordhoek van de imposante London Bridge.

Eenmaal terug op de Batavier III werd koers gezet, in zuidwestelijke richting, naar Spithead. Op 24 juni werd bijna midden in de Solent, op een aangewezen plek (op de kaart E24) ten westen van het grootste deel van de grootste groep schepen, vlak naast de kleinere torpedoboten, het schip geankerd om gedurende de hele dag de vloot te aanschouwen. Hoewel gedurende het koningschap van Edward VII (1901-1910) maar liefst zesmaal een koninklijke vlootschouw werd georganiseerd, kwam het weinig voor dat er een ceremoniële vlootschouw van deze (grote) omvang werd gehouden. Naast een groot aantal Engelse marineschepen (ongeveer 164 verschillende schepen, variërende van torpedobootjagers en pantserschepen tot onderzeeboten) lieten ook in totaal zeventien andere (toen nog bevriende) landen een aantal van hun schepen zien. Duitsland, bijvoorbeeld, stuurde de pas gebouwde slagkruiser Von der Tann (gebouwd in 1909), op dat moment een van de grootste en snelste oorlogsschepen, en dat ironisch genoeg in 1919 tot zinken is gebracht om uit handen van de Britten te blijven. Nederland stuurde het kleinere en minder sterke pantserschip Hr. Ms. Jacob van Heemskerck (gebouwd in 1906). In totaal stuurden nog 17 andere landen een oorlogsschip. De leidinggevende (vice-) admiralen hiervan werden na een collectief saluut op het schip van de Engelse koning en koningin uitgenodigd en bedankt voor hun bijdrage.

Vanuit Nederland voer naast de Batavier nog een drietal andere koopvaardijschepen naar Spithead om de vloot te aanschouwen: het s.s. Koningin Wilhelmina van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’, het s.s. Oranje Nassau van de Stoomvaart Maatschappij ‘Zeeland’ en het s.s. Tabanan van de Rotterdamsche Lloyd. De excursie met de Koningin Wilhelmina en de Tabanan dreigden in de dagen voor vertrek te stranden door het uitbreken van een internationale zeeliedenstaking. Niettemin bleken er op het laatste moment toch genoeg bereidwillige bemanningsleden beschikbaar zonder (zoals bijvoorbeeld het Algemeen Handelsblad van 22 juni vermeldde) de hulp van Chinezen als stakingsbrekers in te hoeven roepen.

Vanaf het dek van de Batavier III moet het een genot zijn geweest om van zo dichtbij de vloot te mogen aanschouwen. De omstandigheden waaronder de deelnemers reisden kunnen als uitermate luxueus worden opgevat. Diverse dranken waren op het dek verkrijgbaar. Ook waren er dekstoelen beschikbaar. De reis op het schip was inclusief een ontbijt, een lunch, een lopend buffet (tot 24.00 ’s avonds!) en diverse ‘verfrisschingen’, die zelfs in de privéhutten verzorgd konden worden. Al eerder, gedurende het aanschouwen van de koninklijke optocht in Londen, werd ook daar het eten en drinken verzorgd. Bovendien voeren met het schip verschillende getalenteerde muzikanten mee om onderweg muziek van hoge kwaliteit te verzorgen. Daar waar gespeeld werd, vooral in de salon, had elke passagier een eigen plaats om van het eten en de muziek te genieten.

Iedere deelnemer ontving bij aanvang van de tocht een eigen, luxueus uitgevoerd programmaboekje met daarop zijn of haar naam. Ook werd in dit programmaboekje een overzicht opgenomen van de deelnemers en hun gereserveerde plekken in de salon. Hierdoor weten we dat de excursie precies 52 deelnemers had, waarschijnlijk verdeeld in (om en nabij) 29 of 30 groepen (families). De meeste van de deelnemers reisden dus samen met een partner of met familie. Een enkeling ondernam de reis zelfstandig. Eveneens werd in het programmaboekje een kaart van de vlootschouw opgenomen waarop de positie van alle schepen was te zien. Deze kaart was uitgegeven door de Britse admiraliteit en ging vergezeld van een brochure met een lijst van alle schepen.

Veel van de deelnemers moeten vermogend zijn geweest. We weten dat de prijs van de georganiseerde trip 165 gulden, of met meer luxe 196 gulden betrof, een hoog bedrag dat goed past bij de zeer luxueuze omstandigheden waarin de deelnemers verzorgd werden. Deze kosten zijn moeilijk terug te rekenen naar standaarden vandaag de dag, maar gebruiken we het rekenmodel als beschikbaar gesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, dan zien we dat ongeveer €1980 en €2350 is en dus vergelijkbaar is met de prijs voor een luxueuze cruise vandaag de dag. Interessanter wordt het echter als we weten dat bijvoorbeeld een textielwever rond 1915 tussen de 12 en 15 gulden per week verdiende, en dus in het meest gunstige geval 11 weken moest werken om deze excursie te kunnen betalen.

Het programmaboekje geeft ons kortom een interessant en vooral ook uitgebreid beeld van excursies en cruises in deze periode. Door de opgenomen kaarten en de gepresenteerde reisvoorzieningen is zeer nauwgezet te achterhalen hoe de reis er van moment tot moment uitzag. Bovendien is middels het gepresenteerde namenoverzicht specifiek te achterhalen wie de reis ondernam. Op deze manier vertelt het document niet alleen hoe een specifieke cruise in deze periode eruit kon zien, maar ook wat de doelgroep is (of kan zijn) van luxueuze excursies als deze. Deelnemers waren, onder andere, H. E. W. Bianchi (chef bij Correljé & co – tevens commandant bij de schutterij – op Celebes en Sulawesi, Nederlands-Indië), N.J. Boon (uitgever te Amsterdam), en vader en zoon C. J. H. Müller en F.E. Müller (eigenaren van beenzwartfabriek De Visser & Smits in Utrecht, en laatstgenoemde de latere NSB-burgemeester van Rotterdam, 1941-1945).

Het document nodigt uit tot gedetailleerd vervolgonderzoek naar (bijvoorbeeld) reisredenen en toerisme in deze periode. Bovendien legt het bloot hoe een groeiend en terugkerend militarisme in de periode tot de Eerste Wereldoorlog een plek krijgt in een opkomende toerisme-industrie.  Het is een mooi voorbeeld van hoe een grote geschiedenis zich kan spiegelen in een (relatief) korte reis.

Biografie
Willem Noordink is masterstudent cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn afstudeerstage loopt hij in het Maritiem Museum Rotterdam, alwaar hij achtergrondonderzoek doet naar Nederlandse excursies en reisredenen in de negentiende en twintigste eeuw. In het verlengde hiervan schrijft hij een masterscriptie over het schrijven in dagboeken tijdens de reis naar de Indonesische eilandengroep halverwege de negentiende eeuw.