Blog: De echte vliegende Hollander: Jacob van Wassenaer Obdam in gedichten uit 17e-eeuws Gdańsk

Het stadhuis van Gdańsk in: Jan Lodewyk Schuer, Beknopte beschryving van de stadt Dantzig (Amsterdam 1735).

De Nederlandse admiraal Jacob van Wassenaer Obdam (1610-1665) is de geschiedenis ingegaan als een incompetente en weinig geliefde vlootvoogd. Hij leed immers een zware nederlaag tegen de Engelsen in de Slag bij Lowestoft, op 13 juni 1665, waarbij de admiraal en zijn vlaggenschip de lucht in vlogen. Toch genoot Van Wassenaer Obdam internationale faam: hij werd bezongen door verschillende dichters uit de Baltische havenstad Gdańsk (ook bekend als Danzig). Waar kwam deze interesse voor Van Wassenaer Obdam vandaan, en wat schreef men in Gdańsk over hem?

De culturele kant van de ‘moedernegotie’         

Het is algemeen bekend dat de handelscontacten tussen de Nederlandse Republiek en het Baltische Zeegebied in de vroegmoderne periode zeer sterk waren. Beroemd is de term ‘moedernegotie’, waarmee het belang van deze handel voor de Noordelijke Nederlanden vaak wordt benadrukt. Met name tussen Amsterdam en Gdańsk vond veel verkeer plaats. Deze tweede stad, door Vondel omschreven als de ‘Schoone Star van ’t vruchtbre Pruissen’, was voor het overgrote gedeelte van de vroegmoderne periode de belangrijkste haven van het Baltische Zeegebied. Tot laat in de 18e eeuw maakte Gdańsk deel uit van het Pools-Litouwse Gemenebest, een unie van het Koninkrijk Polen en het Groothertogdom Litouwen, die lange tijd een machtige speler vormde op het Europese politieke toneel. Ook was het een voor die tijd erg kosmopolitische stad, met inwoners en culturele invloeden uit alle windstreken. Op straat hoorde men zowel Duits als Pools, maar ook onder andere Nederlands.

De commerciële banden tussen de Republiek en Gdańsk gingen gepaard met een bloeiende culturele uitwisseling. Zo studeerde veel jeugd uit de Baltische haven in de Noordelijke Nederlanden en vestigden kunstenaars, ambachtslieden en drukkers uit de Republiek zich in Gdańsk. Nog altijd doet het centrum van de stad behoorlijk ‘Hollands’ aan. Eén aspect van deze culturele contacten, dat nog zo goed als onontgonnen terrein is, betreft de poëzie. De archieven in Gdańsk liggen vol met zowel gedrukte als handgeschreven gedichten – meestal in het Latijn – die gaan over ‘Nederlandse’ thema’s, zoals de Vrede van Breda in 1667 of de moord op de gebroeders De Witt in 1672. Gemeten naar het aantal gedichten dat aan hem gewijd is, was admiraal Jacob van Wassenaer Obdam in Gdańsk een van de meest populaire Nederlanders.          

Een trouwe bondgenoot   
        
In juli 1656 voerde Van Wassenaer Obdam het bevel over de Nederlandse vloot die Gdańsk redde van de Zweden, die Polen waren binnengevallen en een blokkade om de stad hadden gelegd. De Nederlandse inmenging betekende dat Gdańsk – en daarmee de handel met die stad – voorlopig veilig was. Vanwege het belang van Gdańsk voor de Nederlandse welvaart, besloot men de stad extra steun te verlenen in de vorm van 360 Nederlandse soldaten. Het vroegste gedicht dat ik in Gdańsk heb gevonden dat met Van Wassenaer Obdam te maken heeft, gaat over deze gebeurtenis. Het dateert van 6 oktober 1656, de dag dat de soldaten werden ontscheept. Het komt voor in een handschrift vol andere gelegenheidsgedichten en is getekend Joh. Hend. Giese, een naam die ik nog niet heb kunnen traceren. Giese begint zijn gedicht als volgt (het origineel is Latijn, alle vertalingen zijn van mijn hand, PH):

‘Toen de nobele Obdam Gdańsk reeds vaarwel zei,         
Gaf hij gesproken beloftes van een Nederlands verbond.            
De gevierde militair vormde een goddelijk teken en een gunstig deel,   
Gdańsk, van jouw leger en verdediging.’

Vervolgens stelt Giese dat de admiraal en de Nederlandse Republiek ongetwijfeld trouw zullen blijven aan Gdańsk. Het was niet ongebruikelijk om gedichten aan te bieden als diplomatiek geschenk, bijvoorbeeld tijdens feestmalen. Kort voor zijn vertrek dineerde Van Wassenaer Obdam nog op Slot Weichselmünde, in de buurt van Gdańsk. Het is mogelijk dat hij Giese’s gedicht destijds kreeg aangeboden, als teken van vriendschap en hoop op toekomstige samenwerking, maar dat is speculatie.

Jacob van Wassenaer Obdam
Schilderij door Abraham Evertsz. van Westerveld, ca. 1660
Rijksmuseum, Amsterdam

Twee jaar later had men in Gdańsk nogmaals reden om Van Wassenaer Obdam dankbaar te zijn. In 1658 bracht de Nederlandse vloot tijdens de Slag in de Sont de Zweden een beslissende nederlaag toe, toen die laatsten het beleg hadden geslagen om Kopenhagen en de Sont hadden afgesloten. Weliswaar kon Van Wassenaer Obdam wegens jicht niet persoonlijk aan de slag deelnemen, maar hij voerde wel de officiële leiding over de vloot. Zodoende had de Nederlandse admiraal twee wapenfeiten op zijn naam staan die van essentieel belang waren voor de handel tussen de Republiek en Gdańsk.

Een heldhaftige dood   

Van Wassenaer Obdam stierf op 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft, waarbij de Staatse vloot een zware nederlaag leed tegen de Engelsen. Ondanks zijn twijfelachtige reputatie, kreeg de vlootvoogd een indrukwekkend praalgraaf in de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag. Daarnaast werd hij opgehemeld in talrijke Nederlandse verzen. Maar ook in Gdańsk greep men naar de pen om de admiraal te bewenen en te bewieroken: maar liefst vijf gedichten en meerdere anagrammen gaan over de dood van de Nederlandse bevelhebber. Dat dit aanzienlijke aantal deels te danken moet zijn geweest aan Van Wassenaer Obdams optredens in 1656 en 1658, suggereert de dichter en historicus Joachim Pastorius (1611-1681), die meermaals in de Republiek was geweest. Zijn Latijnse compositie, die ik heb gevonden in zowel druk als handschrift, roept in herinnering dat

‘De Zweed toekeek hoe ik [Van Wassenaer Obdam] de Noord-Duitse stromen doorkliefde;
En de Pruis zag hoe ik de wateren van de Weichsel [bij Gdańsk] omringde.’

Het ontploffen van De Eendracht
Prent door Herman Padtbrugge, 1676
Rijksmuseum, Amsterdam

De lofdichten benadrukken veelvuldig hoe heldhaftig Van Wassenaer Obdam aan zijn einde was gekomen. Dat einde leende zich dan ook voortreffelijk voor dichterlijke bespiegelingen: de kruitkamer van het vlaggenschip Eendracht ontplofte, waardoor het hele schip de lucht in vloog. Meerdere dichters beschrijven hoe het vuur, de lucht en de zee streden om het lichaam van de admiraal, en prijzen hem daarbij vrij letterlijk de hemel in. Een van deze dichters was Johannes Petrus Titius (1619-1689), die een Latijns lofdicht op Van Wassenaer Obdam opnam in een bloemlezing van zijn dichterlijk werk. Hoewel de admiraal in werkelijkheid een zeemansgraf kreeg, wekt Titius de indruk dat Van Wassenaer Obdam bij de ontploffing de hemel in werd gedragen en daar ook is gebleven:

‘Obdam is heengegaan, terwijl hij de gevechten van de bliksemende Mars ontstak,        
Voor de glorie van het oude Bataafse geslacht. 
Zo is de man ten onder gegaan, voor wie groot onrecht zichtbaar,          
De geest altijd rechtschapen en de hand krachtig was geweest.
Toen greep een vliegende vlam te midden van de golven het achtersteven,       
En hief de held via een verheven pad naar de sterren.  
De nobele deugd van de grote aanvoerder versmaadde toen de aarde:
Zie, de gehele hemel eist hem op in zijn rijken.’

Het praalgraf van Jacob van Wassenaer Obdam in de Grote of Sint Jacobskerk, Den Haag
Schilderij door Hendrik Cornelisz. van Vliet, 1667
Bowdoin College Museum in Art, Brunswick, VS

Onder het gedicht volgt een voetnoot, waarin staat dat de beschrijving van Van Wassenaer Obdams dood gebaseerd is op verslagen van nieuwsbodes. De letterlijke ophemeling van de vlootvoogd krijgt daarmee een grotere autoriteit. Zonder te willen beweren dat Titius oprecht geloofde dat de admiraal op goddelijke wijze ter hemel was gestegen, toont het gedicht wel aan hoe hoog (pun intended) men de Nederlander had zitten en hoe heroïsch en spectaculair men vond dat hij aan zijn einde was gekomen. We zouden kunnen stellen dat Jacob van Wassenaer Obdam in de ogen van de dichters uit Gdańsk verwerd tot een echte vliegende Hollander, die zich bijzonder verdienstelijk had gemaakt voor hun stad. De gedichten vormen een van de vele culturele sporen van de ‘moedernegotie’ en getuigen van de verwevenheid van de belangen van de Republiek en Gdańsk in de zeventiende eeuw.

Paul Hulsenboom

Paul Hulsenboom (1990) promoveert naar verwachting eind 2021 of begin 2022 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op een proefschrift over Nederlandse denkbeelden over Polen en Poolse denkbeelden over Nederland in de lange zeventiende eeuw. Hij publiceerde onder meer over Romeyn de Hooghe​, de eerste diplomatieke missie vanuit Nederland naar Polen en Neolatijnse poëzie. Zie, voor meer informatie: www.paulhulsenboom.com