Blog: Delftse thema’s tijdens voorjaarsdag Zeegeschiedenis op 25 mei 2024

Irene Jacobs leidde de algemene ledenvergadering in goede banen. Foto Ron Brand.

De voorjaarsdag van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis vond niet alleen plaats in Delft, de ‘thuishaven’ van voorzitter Irene Jacobs en secretaris Alex Poldervaart, maar de thema’s van de lezingen hadden ook een sterk Delfts tintje. Irene Jacobs memoreerde dat nog nooit eerder een bijeenkomst van Zeegeschiedenis in Delft had plaatsgevonden, een stad die toch een tamelijk groot maritiem karakter heeft.

De locatie van de dag was Stadscafé Barbaar in het Prinsenkwartier. Eerst vond in de ochtend de algemene ledenvergadering plaats. Door concurrentie van andere maritieme evenementen in het land was de opkomst niet heel erg groot. Desondanks was er een levendige discussie. Naast de verslagen werden bestuurszaken besproken, zoals het via open access toegankelijk maken van de artikelen in het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, waaraan hard wordt gewerkt. Binnenkort is het TvZ niet alleen als pdf’s via de website te raadplegen, maar komt de inhoud van de afleveringen van het TvZ op artikelniveau beschikbaar via het repository van de UB Leiden. Hierdoor is er de garantie dat artikelen op de lange termijn worden gearchiveerd, beschikbaar blijven en doorzoekbaar zijn. Ook wordt nagedacht over de toekomst van de vereniging voor met name de jongere leden. Wat maakt de vereniging onderscheidend van andere? Het bestuur heeft hierover gedachten, maar voorzitter Irene Jacobs nodigde de leden ook nadrukkelijk uit om ideeën aan te dragen. Ook riep ze op om kandidaten voor te dragen voor de tweejaarlijkse J.C.M. Warnsinckprijs, die hopelijk in het najaar kan worden uitgereikt aan iemand die zijn of haar sporen heeft verdiend in de wereld van de maritieme geschiedenis. De termen ‘maritiem’ en ‘zee’ werden in de discussie nog aangehaald, want is ‘zeegeschiedenis’ niet een te eng begrip? Hoe zit het dan met de binnenvaart? Irene Jacobs gaf aan dat de vereniging zich bezighoudt met de maritieme geschiedenis in de breedste zin. Vervolgens ging penningmeester Gerhard de Kok in op de financiën. Hoewel die voor 2023 uitvielen met een positief saldo van ca. € 600, verwacht hij voor 2024 een negatief resultaat. Dat heeft te maken met investeringen in het TvZ en activiteiten, professionalisering van vereniging en bestuur, en de opvang van de effecten van de vergrijzing. In het najaar wordt daarom een voorstel voor een contributieverhoging voorgelegd aan de leden. Nadat bestuurslid Gijs Dreijer het recent verschenen themanummer van het TvZ over 1673 had toegelicht werd de ledenvergadering afgesloten. Tijdens de lunch werd geanimeerd van gedachten gewisseld en ervaringen uitgewisseld.

Het grote in het klein

Alex Poldervaart toont de stadswandeling over het slavernijverleden van Delft. Foto Ron Brand.

Het middagprogramma was inhoudelijk en had zoals gezegd een zeer Delfts karakter. Allereerst kreeg Alex Poldervaart, werkzaam bij Erfgoed Delft, het woord.

Allereerst lichtte zij toe dat de brochure die de aanwezigen op hun stoel vonden, een stadswandeling betreft over het slavernijverleden van Delft. De gemeente heeft hierover in 2023 een rapport laten verschijnen en excuses aangeboden. De stadswandeling biedt geïnteresseerden informatie over het slavernijverleden van de stad.

Hierna sprak ze over een serie van ca. 200 glasnegatieven die afkomstig zijn van het Waterloopkundig Laboratorium/Deltares. Daarvoor ging ze eerst terug in de tijd. De TU Delft werd in 1842 opgericht als Koninklijke Academie, de opleiding voor burgerlijke ingenieurs. In 1864 werd de Academie omgevormd tot Polytechnische School. Behalve waterstaatkundige ingenieurs werden dan ook architecten en ingenieurs voor weg-, scheeps- en mijnbouw en werktuigbouwkunde opgeleid. Er werd vanaf die tijd veel gewerkt in het kader van waterstaatkundige projecten, zoals de Nieuwe Waterweg de sluizen van IJmuiden en het Noordzeekanaal. Aanvankelijk was men gevestigd in de binnenstad, in 1923 verhuisde men naar nieuwbouw aan het Oost Plantsoen. De naam van Johannes Th. Thijsse (1893-1984) is onlosmakelijk verbonden met het Waterloopkundig Laboratorium. Hij was aanvankelijk ingenieur bij de Dienst der Zuiderzeewerken. Zo kwam hij in aanraking met hydrodynamisch modelonderzoek. Aanvankelijk werden proeven noodgedwongen in het buitenland gedaan of uit armoede met proefopstellingen in eigen tuinen.

Alex Poldervaart toont de stadswandeling over het slavernijverleden van Delft. Foto Ron Brand.

De roep om een eigen laboratorium in Nederland werd steeds groter en in 1927 opende dat lab met Thijsse als hoofd. De eerste opdrachten kwamen al snel, voor de gemeente Vlaardingen werd onderzocht waarom de Koningin Wilhelminahaven dichtslibde en Maastricht wilde de scheepvaart op de Maas reguleren voor grote schepen. Voor het onderzoek werden speciale proefopstellingen gemaakt en ondanks dat het er misschien wat knullig uitziet, waren de meetresultaten betrouwbaar. Alex Poldervaart ging ook in op het feit dat op de negatieven ook vaak vrouwen te zien zijn. Die waren dus in flinke getalen werkzaam bij het Waterloopkundig Laboratorium. Doordat de opdrachten toenamen, werd een nieuwe locatie gezocht en gevonden aan het Raam, een functioneel gebouw met grote waterbassins. De foto’s die Alex onderzocht bevatten slecht zelden tekstinformatie, waardoor niet altijd duidelijk is voor welke proefopstellingen een foto is gemaakt, wanneer en wie er op staan.

Na de oorlog volgde wederom een uitbreiding en Delft zette zichzelf steeds meer op de kaart als waterloopkundige stad. Begin jaren ’50 volgde nog een uitbreiding in de Noordoostpolder. Tot aan de jaren ’90 zijn hier veel testen gedaan voor stroombewegingen, o.m. voor de Nieuwe Waterweg en de haven van Rotterdam. Tegenwoordig nemen computersimulaties vaak de proefopstellingen over en het aantal opdrachten verminderde (o.a. doordat de Deltawerken gereed kwamen). Toch is er nog steeds behoefte aan onderzoek, vooral ook internationaal. De naam veranderde in Delft Hydraulics, dat in 1987 verzelfstandigd werd en in 2008 opging in Deltares. Voor praktisch onderzoek is er sinds 1937 ook een sleeptank om proefnemingen te doen met scheepsmodellen; bijvoorbeeld om de effecten te meten van de golfslag op de scheepsromp. Ook hier speelt de computer een steeds belangrijkere rol. Met die conclusie sloot Alex haar verhaal af: al met al was het geen verhaal over de zee-, maar zeker wel een stukje maritieme geschiedenis, waarmee de vereniging zich graag bezighoudt.

Terugkijken voor morgen

Dano Roelvink nam het stokje naadloos over met een verhaal over kusterosie en havengebieden. Hij is werkzaam bij het IHE Delft Institute for Water Education/Deltares/TU Delft. Zonder water is er geen scheepvaart en daarom is waterbeheer van groot belang. Thema’s waarmee het IHE zich bezighoudt, zijn o.m. risico’s, aanpassing en weerstandvermogen van kusten en steden, geïntegreerd gebruik van land en water, veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen, watermanagement en conflictbeheersing.

Dano Roelvink sprak over kusterosie en havengebieden. Foto Ron Brand.

Bij Deltares houdt men zich bezig met onderzoek naar deltagebieden. Voor stormen en de invloeden op kusten worden complexe computermodellen op allerlei schalen gebruikt. Het resultaat kan zijn kusterosie of aanzanding. Aan de hand van enkele voorbeelden gaf Roelvink een inkijk in zijn jarenlange praktijkervaring. Kusterosie ontstaat door bevolkingsdruk: havens blokkeren het langeafstandstransport, dammen vangen sediment op en houden dit vast, zandwinning en de vernietiging van mangrovebossen en riffen. Kusten zijn belangrijk voor het voorkomen van overstromingen, de waardevolle natuur en ze zijn belangrijk voor toerisme en recreatie. Erosie bedreigt dus de kust-ecosystemen, naast klimaatveranderingen, zoals de zeespiegelstijging. Waar vroeger schaalmodellen moesten worden gebouwd, kunnen we nu vooral rekenmodellen gebruiken. Maar helemaal vervangen kan niet, schaalmodellen voor de nabootsing van waterbewegingen worden nog steeds gebruikt om computermodellen te controleren. Roelvink hield een pleidooi om lessen te trekken uit water er is gebeurd en dan van daaruit vooruit te kijken. De grootste uitdaging is om lang van tevoren kustveranderingen te voorspellen. Al heel lang zijn studies uitgevoerd waarbij decennialang os teruggekeken of waar oude situaties zijn gereconstrueerd. We leven in het Antropoceen, het tijdperk waarin het aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteiten. Natuurlijk ontwikkelingen voorspellen is daarom niet genoeg. Ook de gevolgen van de bevolkingsgroei moet worden bestudeerd, maar dat – zo gaf Roelvink aan – ligt buiten zijn bereik.

Op reis met de trekschuit

Senior adviseur erfgoed en publiek bij het Erfgoedhuis Zuid-Holland, Marloes Wellenberg, nam het gehoor weer mee de geschiedenis in. Haar verhaal betrof de trekvaarten. Samen met Ad van der Zee schreef zij de Atlas van de trekvaarten in Zuid-Holland (2021). Op haar vraag aan het publiek wat er opkomt bij het begrip trekschuit, werden genoemd, de traagheid, pijp rokende heren, maar ook dat het een efficiënt vervoerssysteem was.

Marloes Wellenberg nam de aanwezigen mee op een denkbeeldige reis per trekschuit. Foto Ron Brand.

Toch heeft de trekschuit een negatief imago. Dat danken we aan Nicolaas Beets die flink afgaf op de trekschuit in zijn Camera Obscura (1839). In de trekschuit zou ‘een geest van bekrompenheid’ heersen. Verder schreef hij: ‘Ik geloof niet dat iemand ooit één geestige gedachte heeft gehad in een trekschuit’ en ‘Daar zijn voorbeelden van mensen die door te veel in trekschuiten te varen, lafhartig, kruiperig, gierig, koppig, en kwelgeesten zijn geworden’. Beets haalde de trekschuit naar beneden en deze kreeg de nekslag toen de trein opkwam. In de zeventiende en achttiende eeuw was het echter dé manier van vervoer. Buitenlandse bezoekers waren sterk onder de indruk van de trekschuit die volgens een dienstregeling voer: heel efficiënt en veel sneller dan reizen over land.

Wellenberg legde uit dat de trekvaarten een van de erfgoedlijnen zijn die door de Provincie Zuid-Holland zijn vastgesteld (naast onder andere de Romeinse limes, de Atlantikwall, en de Hollandse waterlinie). Bij zogenaamde erfgoedtafels kunnen musea, historische verenigingen en forten aanschuiven als zij een project willen gaan uitvoeren op het gebied van die erfgoedlijnen.

Trekschuiten of jaagschuiten waren dus heel goed georganiseerd. Ze werden getrokken (gejaagd) door paarden of soms ook door kinderen. Het waren gespecialiseerde versies van kagen of snikken en er konden wel 24 tot 36 passagiers worden meegenomen. In Holland waren verschillende trekvaarten. De oudste was die tussen Amsterdam en Haarlem, die in 1632 werd geopend. Meteen was dit een groot succes waarna verschillende steden afspraken met elkaar maakten over het traject. Steden wilden hun eigen concurrentiepositie behouden of de bereikbaarheid verbeteren door zelf een infrastructuur op te zetten. Naast de trekvaartverbinding werden jaagpaden aangelegd en hierover moest veel worden onderhandeld. Als er dan na veel gesoebat of soms wel ruzies afspraken waren gemaakt, werden die vastgelegd in allerlei drukwerk. Er waren diverse trekschuiten actief op de verschillende trajecten.

In de zeventiende eeuw was er een uitgebreid netwerk van trekvaarten in Zuid-Holland. Foto Ron Brand.

Meestal waren het er drie tot acht per dag. De reis van Gouda naar Amsterdam duurde acht uur. Per week werden zo’n 3.000 reizigers vervoerd op de verschillende trajecten. Wat nu nog herinnert aan de trekvaarten zijn bijvoorbeeld het tolhuis in Oegstgeest, jaagbruggen en rolpalen. Elke trekvaart had zijn eigen karakter en de trekschuit was een democratisch vervoersmiddel. Mannen en vrouwen zaten bij elkaar, maar ook arm en rijk.

En hoewel de trekschuit eerst zijn charme had, keerde men zich er later tegen. Passagiers waren boerenpummels, die vies waren en stonken. Er is ook sprake van wangedrag van matrozen en soldaten op trekschuiten. Ze bedreigden andere reizigers, zorgden voor opstootjes en sneden lijnen door. Doordat de trekschuit een volksschuit werd, koetsen steeds betere vering en comfort kregen, en de spoorwegen opkwamen – iets waar Beets sterk naar uitkeek – verdween de trekschuit uiteindelijk.

Marloes Wellenberg besloot met te verwijzen naar de historische trekvaartdagen: https://www.historischetrekvaart.nl/, o.m. in Delft tijdens Open Monumentendag op 14 september 2024.

Er zit muziek in …

Voor het laatste onderdeel van het programma vertrokken de deelnemers vanuit Stadscafé Barbaar. Met in de oren de klanken van de popmuziek van het nabij georganiseerde foodfestival liepen ze naar de Oude Kerk, waar twee tentoonstellingen konden worden bezichtigd. Allereerst was daar de expositie ‘De Dicht-bij-je-bed-show’ van beeldmaker Daisy Ranoe in samenwerking met International Justice Mission (IJM).

Impressie van de tentoonstelling ‘De Dicht-bij-je-bed-show’. Foto Ron Brand.

Hierin confronteert zij het publiek met moderne slavernij en uitbuiting en de rol die je zelf speelt in het in stand houden van onrecht, want nog altijd leven ongeveer 50 miljoen mensen in een toestand van moderne slavernij. De tentoonstelling laat verhalen en gezichten zien achter de cijfers. Ons eigen consumptiegedrag houdt die schrijnende situatie in stand. Veel producten die we hier dagelijks gebruiken, worden elders gemaakt door uitgebuite mensen. Batterijen voor laptops, telefoons en elektrische fietsen worden gemaakt van grondstoffen die soms niet onethisch zijn geproduceerd. De tentoonstelling spoort aan om anders te kijken naar dit soort gebruiksvoorwerpen. Een enorme stapel kartonnen dozen geeft aan dat slavernij verweven zit in alle pakketten die we bestellen.

Deel van het grafmonument van Piet Hein dat wordt gerestaureerd. Foto Ron Brand.

Daarnaast was er een tentoonstelling te zien over ‘Piet Hein: de dood van een zeeheld’. Piet Hein ligt begraven in de Oude Kerk en zijn grafmonument wordt momenteel gerestaureerd. Het monument is van grote kunsthistorische waarde, maar verkeert in slechte staat, omdat het verzakt en zoutophopingen heeft, die zowel de structuur als het uiterlijk aantasten. De tentoonstelling werpt meer licht op de persoon achter de bekende verovering van de Zilvervloot. De bezoekers van de expositie duiken in de levensloop van Hein, zijn tijdperk en zijn impact op de Nederlandse geschiedenis.

Als scherpe tegenstelling met de muziek buiten vond hier in de kerk een koorrepetitie plaats van ‘Ein Deutsches Requiem’ van Johannes Brahms, dat die avond zou worden opgevoerd.

Tenslotte keerden de deelnemers weer terug naar Stadscafé Barbaar voor een afsluitend drankje. Het was een interessante dag met boeiende verhalen. En wat de zeegeschiedenis of maritieme geschiedenis betreft, ook daar zit nog steeds muziek in!

Biografie

Ron Brand is conservator bij het Maritiem Museum Rotterdam.