De naam van de blog is ontleend aan een werkcollege voor bachelor studenten Geschiedenis van de Universiteit Leiden, getiteld “Duiken in digitale bronnen. Nieuwe technieken en het Nederlandse koloniale verleden”. In deze collegereeks paste de gedigitaliseerde bron Dutch Prize Papers, vrij toegankelijk via de website van het Huygens Instituut, uitstekend. Prize Papers zijn door Britse kapers op vijandelijke schepen buitgemaakte papieren uit de zeventiende tot begin negentiende eeuw. De omvangrijke collectie wordt in The National Archives te Kew (Londen) bewaard. Informatie hieromtrent kunt u teruglezen in twee blogs op het Maritiem Portal.
Werkcollege Digitale bronnen en tools
Maritiem historicus Gerhard de Kok, werkzaam bij het Huygens Instituut, leidde de collegereeks in het eerste semester van 2024. Gerhard is kwartiermaker van het Netwerk Maritieme Bronnen en bovendien een digital humanities-expert; hij ontwikkelde onder meer een webapplicatie om gemakkelijk grote hoeveelheden automatisch getranscribeerde teksten van koloniale archieven te doorzoeken.
Een groep van zeven studenten maakte kennis met digitale geschiedenis en haar betekenis voor historisch onderzoek, experimenteerde met automatische handschriftherkenning en programmeren, diende een historisch-inhoudelijk referaat te houden en tot slot een werkstuk te schrijven.
In een van de eerste weken mocht ik tijdens een gastcollege de studenten vertellen over de totstandkoming van het Prize Papers archief, het Dutch Prize Papers project van het Huygens Instituut en de gestarte ontsluiting van cognossementen. Ik keek ernaar uit met studenten ons onderzoek naar deze vrachtbewijzen of ladingbriefjes vooruit te helpen. Cognossementen zijn immers een interessante bron voor sociaal-economische en koloniale geschiedenis. Na afhandeling van vervoer van vracht over de zee werden deze documenten meestal niet langer bewaard; in de ‘buit’ van Britse kapers vinden we ze wel terug.[1]
Gerhard schreef code waarmee de ladingbriefjes uit onze deelcollectie van de Prize Papers te filteren zijn. Hij gebruikte hiervoor speciale kenmerken van dit documenttype zoals grootte en typische woorden, bijvoorbeeld ‘ontladinge’, ‘overloop’ en ‘geconditioneert’. We schatten nu het totale aantal cognossementen in Dutch Prize Papers op 3.000, met duidelijke uitschieters naar boven in tijden van oorlog.
Invoer van gegevens
Om gegevens uit cognossementen in een database te zetten, moeten we bepalen wat we willen registreren. De opzet voor een databestand hangt in de eerste plaats samen met de aard en vorm van het document: hoe ziet het eruit en welke informatie is er te vinden? Natuurlijk speelt de onderzoeksvraag hierin een essentiële rol: we willen meer te weten komen over handelsnetwerken en goederenstromen over zee.
Het project werkte aanvankelijk met een databestand waarin voor ieder cognossement 55 individuele velden konden worden ingevuld. Zoveel velden op één regel _gevolg van het uitsplitsen van persoonsnaamgegevens _ bleek lastig bij de invoer. De vorm die ik daarna uitprobeerde, ging uit van persoonsnamen: per persoonsnaam werd informatie uit één cognossement over meerdere regels verspreid, hetgeen het aantal in te vullen velden op een regel terugbracht tot een overzichtelijke 25. Een veld gaf de functie van de persoon aan: stond deze als vervoerder (schipper), afzender of ontvanger van de vracht vermeld?
Aan de studenten liet ik beide vormen zien. Tijdens de discussie kwamen we op het volgende schema van invoervelden per cognossement uit: inventaris- en scannummer, persoonsvelden (schipper, verzender en ontvanger van goederen), locatievelden (laad- en losplaats), vrachtvelden, datum en een vrij veld voor opmerkingen, zoals taal, merktekens, marginalia en onduidelijkheden. We spraken meteen af de originele spelling aan te houden om later namen van personen, goederen en plaatsen en maat- en munteenheden te kunnen uniformeren.
Als suggesties om alvast op te letten voor verder onderzoek gaf ik mee: welke goederenstromen zijn te ontdekken (product, waarvandaan, waarnaartoe, vrachtwaarde)?; waar zijn producten gemaakt (op plantages in Suriname bijvoorbeeld)?; hebben kooplieden vaste leveranciers en vervoerders/schippers voor hun goederen?; wie zijn leveranciers (plantage-eigenaren bijvoorbeeld)?; zijn er vrouwen bij het handelsverkeer betrokken?
In overleg met Gerhard kozen studenten voor de schepen Negotie en Zeevaart, gekaapt in maart 1781 en op weg van Demerary (noordelijke kust van Zuid-Amerika) naar Middelburg, De Curaçaose Visser, gekaapt in juni 1758 en op weg van Curaçao naar Amsterdam, Jonge Juffrouw Rebecca, in februari 1781 gekaapt op weg van Demerary naar Amsterdam, Orion en Lust Rust, beide voorjaar 1803 genomen tijdens de reis van Suriname naar Amsterdam. De studenten presenteerden hun eerste bevindingen en speurwerk enkele weken later enthousiast in een referaat, de basis voor de schriftelijke uitwerking van het onderzoek. Het invoerschema bleek goed toepasbaar.
Enkele onderzoeksresultaten
Twee werkstukken heb ik kunnen inzien. “Van vluchteling tot handelselite. Over het winstgevende handelsnetwerk van de familie en firma Vereul”, geschreven door Timo Bergen en “Het schip dat nooit aan zou komen. Essequebo, Demerary en het schip ‘Negotie en Zeevaart’ in context” van de hand van Kaj Lems.
Timo wilde meer weten over de rol van de familie Vereul uit Gouda in de (slaven)handel in de jaren rond 1800. Hij bestudeerde documenten van de Orion en Lust Rust, waaronder cognossementen. Daarop vond hij goederen afkomstig van Surinaamse plantages. De familie Vereul was eigenaar van of aandeelhouder in plantages aldaar, bijvoorbeeld “Susannasdaal”, zette een uitgebreid netwerk op en werd een grote speler in de handel.
Kaj gebruikte cognossementen om te achterhalen in welke mate de naast elkaar gelegen planterskoloniën Essequebo en Demerary (huidig Guyana) in 1780-1781 steunden op Engelse handelaren en hun kapitaal. Essequebo en Demerary waren sedert 1781 afwisselend in Nederlandse en Engelse handen; in 1814 werd de Britse overname definitief. Kaj denkt dat het Engelse aandeel wellicht minder groot is dan in recente historiografie wordt geschetst. Bij 86% van de ontvangers van producten op cognossementen stond een Zeeuwse plaatsnaam vermeld.
Dankzij dit werkcollege hebben we een mooie stap vooruit kunnen zetten in de ontsluiting van cognossementen. Het bevestigt dat dit documenttype zich leent voor divers onderzoek in de sociaal-economische, maritieme en koloniale geschiedenis. Veel dank dus aan Gerhard de Kok en de groep studenten van de Leidse universiteit.
Biografie
Marijcke Schillings is onderzoeker binnen de onderzoeksgroep ‘LivesLab’ van het Huygens Instituut – KNAW. Zij coördineert Dutch Prize Papers sinds de start van het project in 2016.
[1] “Flessen op papier”, A.P. v[an] V[liet], in: Buitgemaakt en teruggevonden. Nederlandse brieven en scheepspapieren in een Engels archief. Sailing Letters Journaal V. Onder redactie van E. van der Doe, P. Moree, D.J. Tang, met medewerking van P. de Bode (Zutphen 2013) 196-197. Zie ook G. Asaert, “Scheepsbezit en havens”, in: Maritieme Geschiedenis der Nederlanden, deel 1 (Bussum 1976) 201.