Blog: Fietsen en varen door het Noorse visserijverleden

 Een Noorse fjord bij avondlicht

Nederland had ooit een in Vlaardingen gevestigd nationaal visserijmuseum, maar dat is enkele jaren geleden omgevormd tot stadsmuseum. Sindsdien heeft ons land geen echt visserijmuseum meer, tenminste als we die in Zoutkamp en enkele andere (voormalige) vissersplaatsen niet meetellen. Die noemen zichzelf weliswaar visserijmuseum, maar ze zijn piepklein, hebben weinig middelen en worden overeind gehouden door oud-vissers en enthousiaste vrijwilligers. Die geringe belangstelling voor het Nederlandse visserijverleden hangt waarschijnlijk samen met de marginale rol die de sector tegenwoordig speelt in de Nederlandse economie. Recent onderzoek van Marloes Kraan, wetenschappelijk medewerker van de Universiteit Wageningen, toont echter aan dat visserij diep verankerd is in het dna van vissersgemeenschappen. En dan heeft zij het niet alleen over de vrees van schipper-eigenaren die zich in hun bestaan bedreigd voelen door de aanleg van windmolenparken op zee, krimpende visquota en het door Brussel uitgevaardigde verbod op de pulskorvisserij. Ook cultuur-historische kennis van de visserij dreigt volgens Kraan langzaam uit het collectieve geheugen te verdwijnen. Visserij was, anders dan nu, lang een belangrijke economische activiteit die de identiteit van hele gemeenschappen bepaalde. De bekende zeventiende-eeuwse dichter Jacob Westerbaen gaf dat belang fraai weer in zijn gedicht ‘Lof op den Pekelharingh’. Veel Nederlanders happen nog steeds graag een harinkje weg, maar de geschiedenis van de visserij lijkt helaas al jaren te ‘stinken’.

Stokvis in het museum van Svolvaer.

Hoe anders gaan de Noren met hun visserijverleden en -heden om. Dat merkten wij tijdens een fiets- en vaarreis langs de Noorse kust. Elke zichzelf respecterende kustplaats, en dat zijn er vele, heeft een scheepvaartmuseum met daarin ruime aandacht voor de visserij en niet zelden een museum dat geheel aan visserij is gewijd. Visserij zit, kortom, in het dna van de Noren en dat koesteren zij. Met ruim 25.000 kilometer kustlijn, inclusief de vele eilanden voor de kust en de fjorden die diep in het land snijden, zijn de Noren sinds mensenheugenis afhankelijk van de zee. Het bergachtige landschap bood de Noren weinig mogelijkheden voor landbouw, maar de zee leverde daarentegen veel eiwitrijk voedsel op. Kabeljauw speelde daarin de hoofdrol, niet alleen voor de eigen voedselvoorziening, maar ook als exportproduct in de vorm van stokvis. Al in de middeleeuwen slaagden de Noren erin om kabeljauw, ontdaan van kop en ingewanden, zonder zout op stokken te drogen. De aldus geconserveerde kabeljauw was jarenlang houdbaar en bij uitstek geschikt voor de export. Uit bronnen weten wij dat Noorse stokvis al aan het eind van de negende eeuw naar Engeland werd verscheept. Die export breidde zich geleidelijk uit naar andere delen van Europa, inclusief het Mediterrane gebied.

Stokvis

De noordelijke kustwateren van Noorwegen, inclusief de Barentszzee, zijn van oudsher gebieden waarin kabeljauw zich het beste voortplant en overvloedig voorkomt. Vandaar dat juist op de Lofoten en de Vesterålen, twee eilandengroepen voor de Noord-Noorse kust, de kabeljauwvangst tot grote bloei kwam. Bovendien hadden zij dankzij de droge vrieskou in de winter de beste papieren voor de productie van stokvis. De bewoners van beide archipels ontwikkelden zich door deze twee voordelen in de late middeleeuwen tot de belangrijkste producenten van stokvis, maar de handel daarin concentreerde zich in het Zuid-Noorse Bergen, dat over een uitgebreid handelsnetwerk beschikte.

Van links naar rechts: Visgronden rondom de Lofoten; De vissershaven van Berlevåg aan de Barentszzee; De Hanze-wijk Bryggen in Bergen en het Visserijmuseum te Ålesund.

Twee visserijmusea in Bergen

Het in de beschutting van het Hardanger- en Sognefjord gelegen Bergen telt maar liefst twee musea en een wijk waarin de geschiedenis van de handel in stokvis centraal staat. Allereerst de Bryggen – vrij vertaald de Kade of Werf -, een havenwijk die in de veertiende eeuw door Hanze-kooplieden uit Lübeck is gesticht en de status van Kontor (Hanze kantoor) verwierf. De Duitse gemeenschap van Bryggen kreeg het monopolie op de stokvishandel en behield dat tot aan het midden van de achttiende eeuw. Ook nadat de Noorse koning dat monopolie in 1754 had beëindigd, bleef Bergen tot aan de Duitse bezetting in 1940 de belangrijkste handelsplaats van stokvis ter wereld. De uit houten pakhuizen, kantoren en woningen opgetrokken wijk Bryggen is diverse malen door brand verwoest, maar telkens weer opgebouwd. Tegenwoordig staat het op de UNESCO werelderfgoedlijst. In het in Bryggen gevestigde Schøtstuene museum wordt uitgebreid aandacht besteed aan het functioneren van de Duitse Hanze-gemeenschap die de stokvishandel eeuwenlang heeft gedomineerd. In het buiten de wijk gelegen visserijmuseum staat de geschiedenis van de stokvishandel na de afschaffing van het Hanze-monopolie centraal.

Stokvisdrogerij op de Lofoten.

Bijzonder is niet alleen dat bijna al deze musea in Noorwegen in oude vispakhuizen en andere voor visserijdoeleinden gebruikte panden gevestigd zijn waarin bezoekers de geschiedenis van stokvis tot zich kunnen nemen, maar ook dat zij daarin de geur van teer en vis kunnen opsnuiven. Stokvis is overigens niet het enige product dat kabeljauw oplevert. Zo wordt van de koppen en ingewanden vismeel gemaakt. Ook de levertraan, die menige babyboomer in zijn jeugd tegen heug en meug moest slikken, komt van kabeljauw. Het visserijmuseum van Ålesund heeft in zijn tentoonstelling veel plaats ingeruimd voor de winning van levertraan uit kabeljauwlever. Pas na de introductie van vitamine A en D drankjes en pillen in de jaren zestig van de vorige eeuw werd de productie van levertraan in Ålesund gestaakt. En dan de vangst van kabeljauw en de productie van stokvis, daarover is veel te vinden in musea op de Lofoten. In Å, een van de vele plaatsen op de Lofoten waar visserij nog steeds een belangrijk middel van bestaan is, staat een museumdorp waarin alle facetten van de stokvisproductie bijeen zijn gebracht.

Kweekzalm

In Noorwegen is visserij nog steeds belangrijk, maar sinds de vondst van rijke olie- en gasvelden in de Noorse wateren vormen fossiele brandstoffen de motor van de Noorse economie. En de traditionele stokvis? .., die is ingehaald door de zalm die sinds de jaren 1970 massaal wordt gekweekt in fjorden. Al varend door de kustwateren zagen wij talloze zalmkwekerijen, die hebben Noorwegen tot de grootste producent van kweekzalm ter wereld gemaakt. De omslag van visserij naar viskweek is economisch belangrijk voor het land, maar niet zonder risico. In het centrum voor aquacultuur in Bergen worden die risico’s niet verdonkeremaand. Grote concentraties kweekzalm in zeewater maken de vis kwetsbaar voor zeeluis, die een hoge sterfte onder zalmpopulaties kan veroorzaken. De Noorse overheid heeft chemische bestrijdingsmiddelen echter verboden, waardoor kwekers voortdurend op zoek moeten naar alternatieven. Een ander gevaar is het ontsnappen van kweekzalmen uit de kooien waarin zij worden gehouden. Die kunnen het genetische aanpassingsvermogen van wilde zalmen, die eveneens in de Noorse wateren voorkomen, ernstig aantasten. Kadir van Lohuizen heeft recent voor het Scheepvaartmuseum in Amsterdam de tentoonstelling ‘Food for Thought’ gemaakt. Daarin komt indringend naar voren dat de grootschalige voedselproductie voor de uitdijende wereldbevolking naast zegeningen ook problemen kan veroorzaken, waaronder die in de viskweek.

De Noren koesteren hun visserijgeschiedenis

Visserij zit, zoals gezegd, in de Noorse genen. De achteruitgang van de traditionele visserij, zoals die op kabeljauw, laat de Noren dan ook niet koud. Dat blijkt niet alleen uit de tentoonstellingen in de vele Noorse  visserijmusea. Ook kunstenaars brengen dat in beeld. Bijvoorbeeld in het kunstmuseum Kube te Ålesund. Dat heeft een tentoonstelling gewijd aan het blokkeren van toegangen tot natuurlijke rijkdommen waarover lokale gemeenschappen eeuwenlang vrijelijk konden beschikken, zoals vis uit zee. Een video toonde ons hoe zelfstandige Noorse vissers verdrongen worden door kapitaalkrachtige reders, die fabrieksschepen bezitten en visquota kunnen kopen. Jonge mannen uit families die van generatie op generatie kabeljauwvisserij beoefenden en stokvis produceerden, zien hun toekomst op zee somber in. Daarin verschillen zij niet van hun collega’s uit Urk, Stellendam en andere Nederlandse vissersplaatsen. Maar er is één belangrijk verschil, de Noren koesteren hun visserijgeschiedenis en tonen in hun musea trots de cultuurhistorische betekenis daarvan. De gemiddelde Nederlander daarentegen eet graag vis, maar toont weinig belangstelling voor  visserijgeschiedenis. Vis ‘leeft’ in Noorwegen, niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. En vissers op de Lofoten en de Vesterålen produceren nog steeds stokvis ook al is de zalmkweek economisch vele malen belangrijker. Een fiets- en vaartocht heeft ons veel geleerd over de Noorse visserijgeschiedenis. Nu maar hopen dat historici en maritieme musea in Nederland ook eens wat meer aandacht aan de boeiende geschiedenis van de Nederlandse visserij besteden, een economische sector die de identiteit van veel gemeenschappen heeft gevormd.

Henk den Heijer & Felicitas Verwer.
Alle foto’s zijn gemaakt door Henk den Heijer, mei 2024.