Begin juni verscheen Gepeild verleden – 700 jaar loodsengeschiedenis in Nederland (Waanders 2024). Het boek is een eerste, samenbundelende verkenning op een gebied dat – los van lokale studies en tot een bepaalde periode beperkte verhandelingen – in nationaal perspectief nauwelijks aandacht van historici kreeg. Het werd door mij samen met viceadmiraal Matthieu Borsboom geschreven. Borsboom kent de ingangen bij het Nederlandse Loodswezen, ikzelf verdiep me – overigens evenzeer als Borsboom – graag in de maritieme geschiedenis van Nederland en doe daar onderzoek naar. Onze tochten door archieven en langs loods-stations deden ons beseffen dat de historie van het loodswezen ook wetenschappelijk veel meer aandacht verdient dan nu het geval is.
Het belang van het loodswezen
Het Nederlandse Loodswezen, geworteld in de middeleeuwen, is immers essentieel voor veilige scheepvaart in ons land. Miljoenen schepen worden al eeuwenlang door loodsen uit de Nederlanden bediend. Loodsen, ervaren maritieme professionals, kennen de Nederlandse wateren als hun broekzak en begeleiden schepen van en naar de drukke havens van bijvoorbeeld Rotterdam, Amsterdam, Vlissingen en Delfzijl. Tijdens de Gouden Eeuw speelden loodsen een sleutelrol in de opkomst van de Nederlandse maritieme macht. Ook vandaag de dag is het Loodswezen cruciaal voor de nationale economie en de maritieme veiligheid: het Loodswezen staat model voor de maritieme expertise en in de traditie van ons land. In vijftig onderwerpen gaan we dieper op deze rijke historie in en bespreken aspecten zoals dagelijks leven, gevaren, loods-middelen, reglementen en de organisatie van het Loodswezen door de eeuwen heen.
Archieven
Voor het krijgen van inzicht in het een en ander trokken we langs een aantal archieven, zoals dat van het Loodswezen in Vlissingen. We deden onderzoek in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, reisden langs loodsstations en ontdekten dat de staat van op de werkplek ondergebrachte stukken soms een betere bescherming verdient. We hopen dan ook dat er op maritiem-historisch gebied een beweging ontstaat met bijzondere aandacht voor de consolidering van archivalia inzake het loodswezen, voor hun ordening en toegankelijkheid.
Tien Wezenlijke zaken
Onze terreinverkenning leidde tot de – in vijftig ‘peilingen’ vastgelegde – ‘canonieke’ vaststelling van de volgende hoofdzaken die nadere verdieping verdienen. We – Anne Doedens en Matthieu Borsboom – noemen de tien belangrijkste vaststellingen.
Interessant is de verhouding tussen de verschillende juridische stukken die over de ordening van het loodswezen en de taken en bevoegdheden gaan en hun onderlinge relatie en verschillen, van de middeleeuwse zeerechten en de Ordonnancie der pyloten van 1484, de ordonnanties voor het loodswezen van 1615/1616, die voor de binnenloodsen van Amsterdam tot en met de loodsenwetten van 1859 en 1988.
We proberen in ons onderzoek ook cijfermatig en kwantitatief aandacht te geven aan de betekenis van de loodsen voor de scheepvaart. Die betekenis was groot, maar het ontbreekt aan voldoende onderzocht en beschikbaar cijfermateriaal om tot gedetailleerdere conclusies te komen. Er ligt een groot onderzoeksveld open voor onderzoekers. Dat geldt bijvoorbeeld – een keus uit veel mogelijkheden – als het gaat om de verhouding tussen de overheid en het Loodswezen, de omvang van het aantal beloodste reizen en de jaren dat in Zeeland en Groningen geen sprake was van een georganiseerde loodsdienst.
Aan de ontwikkeling van de organisatie het loodswezen wordt in het boek uiteraard aandacht gegeven. Die organisatie was door de vele wijzigingen ervan in de loop der tijd niet bepaald overzichtelijk. Ook territoriaal is het verhaal gecompliceerd. Het gebied van de verschillende loods-districten veranderde bijvoorbeeld in de negentiende en twintigste eeuw nogal eens. Het verhaal van de organisatie kan overigens eigenlijk alleen maar verteld worden tegen de achtergrond van landelijk veranderende staatkundige verhoudingen.
Economische ontwikkelingen droegen essentieel bij aan de veranderingen van het Loodswezen in de loop der tijd. Een voorbeeld is de groei van het loodswerk bij de Maas en het achterblijven van de loodsdiensten bij de Noordelijke zeegaten, zeker na de komst van het Noordhollandsch Kanaal, Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg.
Nadere bestudering verdient de verhouding tussen de loodsen en andere maritieme beroepen. Opvallend is dat de VOC en de marine soms met eigen loodsen werkten en niet met particuliere loodsdiensten zoals die gewoon waren in de zeventiende en achttiende eeuw.
In de zeventiende en achttiende eeuw was de betrokkenheid van lokale bestuurders en regenten bij het loodswezen was groot. Het grote economische belang is evident en de besturen van Amsterdam en Rotterdam hadden een grote vinger in de pap als het ging om de controle van en over het loodswezen van hun stad of regio. Dat gold overigens ook voor andere plaatsen.
Er was in het Nederland van Willem I en daarna een nauwe relatie tussen de Marine en het Loodswezen. Die verhouding was soms gecompliceerd en werd niet altijd positief ervaren door de loodsen. De loodsenwet van 1859 bracht de opheffing van de particuliere loodsendiensten. Loodsen kwamen daarna onder toezicht van de Marine. De organisatie als rijksdienst duurde bijna anderhalve eeuw, maar uiteindelijk werd het loodswezen in de late twintigste eeuw losgemaakt van de departementen van Marine en na 1980 Waterstaat.
Hoe het zij, de loodsen streefden naar grotere afstand van de overheid. Zo min mogelijk ambtelijke bemoeienis voor het werk van de zelfstandig opererende loodsen was het motto van velen. De Loodsenwet van 1988 volgde de Loodsenwet van 1859. Deze laatste was meer dan een eeuw van kracht! De nieuwe wet van 1988 bracht de privatisering van het Loodswezen. Dat betekende een grote systeemverandering. De loods werd weer een zelfstandige ondernemer, functionerend binnen het overkoepelende Nederlandse Loodswezen. De overheid bleef echter niet alleen als wetgever (de Loodsenwet) maar ook als kwaliteitsbewaker van het loods-werk belangrijk, door middel van verschillende ‘autoriteiten’. Over het hier genoemde proces bestaat geen belangrijk overzichtswerk en ook geen wetenschappelijke analyse.
Opvallend is de afwezigheid van historische documentatie over de werking van het Nederlandse Loodswezen in de loop der tijd en de ervaringen daarmee door de gebruikers. Een uitzondering wordt gevormd door de evaluatie van de eerste loodswet van 1859 in 1874/1875. Die geeft een helder inzicht in de meningen die destijds onder reders en andere spelers in de maritieme wereld leefden. Tegenwoordig geven klanttevredenheidsonderzoeken een goed beeld.
Tot slot: een uiterst boeiend onderwerp is de geschiedenis van het Loodswezen op de Schelde na de Belgische Opstand van 1830/1831 tot de huidige dag. Ook dit onderwerp dat duidelijk internationale aspecten heeft, verdient een aparte monografie. De samenwerking tussen Belgische en Nederlandse loodsen was er lang een van zware concurrentie, die werd beleefd tot aan de wateren onder de Engelse wal waar schepen werden opgehaald. Dat laatste gebeurde overigens ook vanuit loods-stations als IJmuiden.
Het voorgaande is niet uitputtend. Over het sociale leven van loodsen sprak ik nog niet. We hopen in elk geval dat ons boek de noodzaak van onderzoek naar de bovengenoemde zaken het Loodswezen op de kaart zet van maritiem-historisch Nederland.
Biografieën
Dr. Anne Doedens (1945) was docent Nieuwe Geschiedenis bij hoger onderwijsinstellingen in Amsterdam. Over hem, zijn werk en zijn belangstelling voor maritieme geschiedenis: www.annedoedens.com. De blog is geschreven door Anne Doedens.
Viceadmiraal b.d. Matthieu J.M. Borsboom (1959) was Commandant der Zeestrijdkrachten van 2010-2014 en is thans onder meer voorzitter van de Raad van Commissarissen van Nederlands Loodswezen B.V. Meer over hem op de site consultancy.nl van KPMG.