Een zestal maritiem historici van het Rotterdam Centre for Modern Maritime History (RCMMH), bestaande uit Mark Straver, Jeroen ter Brugge, Wouter Heijveld, Els M. Jacobs, Hein Klemann en Judith Siegel, trok begin juni naar de Utrechtse Heuvelrug voor een schrijfretraite. Vanaf uitkijktoren De Kaap, met een wijds uitzicht over de deinende boomtoppen van de Kaapse Bossen, was de maritieme link snel gelegd. Hendrik Swellengrebel, VOC-gouverneur van de Kaapkolonie tussen 1739 en 1751, was de eerste eigenaar van de toen nog woeste grond rond Doorn die hem zo aan de Kaap herinnerde. Opgelucht konden wij ademhalen, want dankzij deze man konden we onze keuze voor een bosrijke omgeving toch nog met goed fatsoen maritiem legitimeren.
Schrijfretraite
Zoals zovelen waren wij het afgelopen jaar veroordeeld tot een verblijf in het thuiskantoor op de zolder, in de studeerkamer, of aan de keukentafel. Laverende langs de dagelijkse drukte dat het huishouden heet, probeerden ook wij er het beste van te maken. Ons tweewekelijks ‘Maritiem Overleg’ op de Erasmus Universiteit Rotterdam werd al gauw een wekelijkse zoom-vergadering waarbij we elkaar op de hoogte hielden omtrent onszelf (“Alles nog gezond?”) en ons promotieonderzoek (“Kun je inmiddels in het archief terecht, of is het nog steeds gesloten?”). Hoewel het kijkje in elkaars thuissituatie via zoom wellicht intiem leek, voelde het toch alsof er een enorme afstand overbrugd moest worden. Al een aantal keer werd geopperd hoe fijn het zou zijn om elkaar weer eens in levenden lijve te kunnen ontmoeten en weer eens diepgaande discussies te kunnen voeren zonder haperende verbindingen en plots verschijnende familieleden op de achtergrond. En zo was het plan van een schrijfretraite geboren.
Inspirerende natuur
Hoe verwonderlijk is het hoe snel je de ene routine, die van thuis, inruilt voor een nieuwe. De dagelijkse beslommeringen zijn nu echter geminimaliseerd tot de etenstijden en de beschikbare stopcontacten, verder kun je je volledig richten op je onderzoek. Mooi is dan te ervaren hoe niet alleen het schrijven, maar ook, of misschien juist, de gesprekken die je met elkaar voert zoveel nieuwe energie geven. Wanneer je collega’s naast diepgaande gesprekken over de vogels in de omgeving er tussen neus en lippen achter komen dat er een vergelijkbare ontwikkeling zichtbaar is in hun onderzoek: namelijk dat de Nederlandse bedrijven die vaste offshore constructies maakten net als de scheepsbouw met drastisch teruglopende orders te maken kregen in de jaren zeventig. Hoe verging het bedrijven als De Groot/Grootint, Hollandia, Penn en Bauduin, en Nederhorst? Was dit ook zo in de scheepsbouw? Hoor je ook die bonte specht?
Of tijdens een wandeling terug naar de hotelkamer, over een wandelpad door het bos: “Stoor je niet aan mij, het ziet er misschien een beetje vreemd uit.” En vakkundig wordt een stek van een wilde kastanje in een voormalig waterflesje geplaatst om elders in Nederland tot volle wasdom te kunnen komen. Hoe snel deze handeling kan overgaan naar de vraag of in de periode 1870-1914 de bouwbureaus van de rederijen ook al zo’n belangrijke rol spelen voor het scheepsontwerp als in de daaropvolgende decennia, is niet meer te reconstrueren. Maar een nieuw puzzelstukje is weer gevonden genaamd ingenieur M.A. Cornelissen, de man die verantwoordelijk is geweest voor het ontwerp van een belangrijk deel van de Nederlandse koopvaardijvloot van 1911 tot aan 1939.
Af en toe eens binnenlopen bij je promotor voor advies of even een praatje maken over waar je zoal tegenaan loopt. En dan die bemoedigende worden, of juist dat belangrijke duwtje in de rug. Het kan weer even! Hij houdt nu kantoor aan een picknicktafel onder de schaduw van een enorme kastanjeboom. En samen met je collega schuif je aan om hem te bevragen hoe je het beste het oerwoud aan jaarverslagen van de werven en reders te lijf kunt gaan. Want je wilt toch kunnen laten zien hoe het die bedrijven verging: hoe winstgevend waren ze? Vonden ze dividend uitkeren belangrijker dan investeren, of wellicht andersom? Helaas, de volgende keer dat we dit bespreken zit er weer een scherm tussen, maar toch, je bent weer een stapje verder!
Maritieme bubbel
Het reisjournaal van de dochters van Hendrik Swellengrebel werd wellicht geboren uit de dodelijke verveling waartoe zij veroordeeld waren aan boord van het schip dat hen in 1751 naar de Republiek bracht. In ons geval bevonden wij ons tijdens het verblijf in ‘hun’ Kaapse Bossen in een inspirerende maritieme bubbel. De vijf dagen zijn optimaal benut: archiefinventarissen, biografieën en jaarcijfers werden uitgeruild, de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland is verder onder handen genomen, pagina’s zijn geschreven. Tijd voor een glaasje op de valreep en weer terug naar de thuishaven.
Biografie
Judith Siegel (1979) is promovendus aan de Erasmus School of History, Culture and Communications aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en neemt deel aan het onderzoeksprogramma van de Rotterdam Centre for Modern Maritime History dat zich onder andere richt op de moderne Nederlandse scheepsbouw tussen 1870 en 1983.
In 2016 haalde ze haar master in cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit met haar onderzoek naar leerprocessen in hulpverlening en herstel na de overstromingsramp in Zeeland op 12 en 13 maart 1906. Dit onderzoek is gepubliceerd in het Jaarboek 2016 van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Haar huidig onderzoek richt zich op de Nederlandse scheepsbouw tussen 1914 en 1945. In deze periode werd deze industrie door twee wereldoorlogen en een ernstige economische crisis herhaaldelijk geconfronteerd met radicale veranderingen op politiek, economisch, sociaal-cultureel vlak. Met het oog op belangrijke factoren als de groeiende kennisinfrastructuur in Nederland en de dominante rol van de Nederlandse rederijen als klant/ontwerper in de eerste helft van de twintigste eeuw, zal de aandacht in het bijzonder uitgaan naar vraag of innovatie een belangrijke rol heeft gespeeld in de strategie van de grote werven om de roerige tijden te kunnen doorstaan.