Blog: Plezier nabij de haven: Een nieuwe kijk op drie beruchte Rotterdamse amusementsbuurten

Schilderij van kermisterrein met draaimolen langs de kade van (vermoedelijk) Katendrecht, door Dolf Henkes (1961). Bron: Museum Rotterdam.

Hoe zijn Rotterdams beruchte amusementsbuurten verdwenen in de loop van de twintigste eeuw, en hoe zijn hun erfenissen blijven hangen in het veranderende ruimtelijke en culturele weefsel van de havenstad? In tegenstelling tot Hamburgs Reeperbahn of Parallel Avenue in Barcelona ​​kan Rotterdam tegenwoordig niet meer buigen op een enkele afgebakende ruimte die de typische cultuur van de havenstad heeft overgedragen naar het huidige tijdperk van wereldwijd toerisme en evenementen.

In mijn proefschrift Pleasure near the Port onderzocht ik drie verschillende plezierbuurten van Rotterdam die bekend stonden om hun cultureel stereotiepe en notoire profiel binnen de havenstad, en die in de loop van de twintigste eeuw allemaal ophielden te bestaan in hun oorspronkelijke vorm, elk om verschillende redenen. Dicht gelegen bij de waterkanten van de stad hadden de Rotterdamse Zandstraatbuurt, Schiedamsedijk en Katendrecht sterke banden met traditionele zeemanscultuur, wat hun dagelijkse transformatie tot rumoerige amusementsgebieden mogelijk maakte. Mijn proefschrift plaatst ze in zowel bredere als meer genuanceerde onderzoeksperspectieven, aan de hand van onderling verbonden stedelijk-culturele thema’s zoals nostalgie, veiligheid en gentrificatie. Als zodanig vormen ze rijke historische casestudy’s om nieuw onderzoek te voeden naar de culturele identiteit van havensteden en hun vermaakscultuur in het bijzonder. Daarbij heb ik de nieuwe term pleasurescapes als passend conceptueel instrument gebruikt voor de herbeoordeling van het duale karakter dat vaak aan havensteden wordt toegeschreven – tussen kosmopolitisch en crimineel in.

Een nostalgische journalist

Laten we beginnen met de Zandstraatbuurt, een volkswijk in het centrum van Rotterdam met veel donkere steegjes, vervallen huizen en armoedige kroegen. ‘s Nachts trok de buurt zeelieden en avontuurlijke stadsbewoners aan. Begin jaren 1910 besloot het stadsbestuur echter om de hele wijk te slopen en plaats te maken voor een nieuw stadhuis, als symbool voor de snelle vooruitgang van de haven en haar stad. In de paar jaar tussen dit gemeentebesluit en de daadwerkelijke start van de sloop van de wijk werd de Zandstraatbuurt een object van nostalgie. De lokale NRC-journalist M.J. Brusse schreef romantiserende memoires over de buurt in Het rosse leven en sterven van de Zandstraat, een bijzondere publicatie die nog steeds wordt herinnerd in Rotterdam.

Een nadere blik op Brusses geschriften onthult echter veel meer spanningen tussen de nostalgische opvattingen van de schrijver en zijn groeiende besef dat het bestaan van de Zandstraatbuurt niet langer houdbaar was in de moderne havenstad. Brusses publicatie leek in de eerstvolgende decennia ook niet per se een sterk effect te hebben op andere berichtgeving over de Zandstraatbuurt in de pers: die bleef hoofdzakelijk negatief, zelfs tijdens het ontmantelingsproces van de wijk. Daarnaast is het ook veelzeggend dat in een tweede reeks geschriften van Brusse uit begin jaren 1930, die tegenwoordig nog maar zelden wordt genoemd, hij over de verdwenen buurt schreef met een veel sterkere nadruk op de criminaliteit en armoede die er vroeger heerste. Hieruit blijkt dat nostalgische gevoelens dus niet noodzakelijkerwijs consequent aangehouden worden doorheen de tijd en terwijl een stad moderniseert.

Kosmopolitische bars

Naarmate sentimenten over Rotterdams belangrijkste plezierkwartier veranderden in de volgende decennia, veranderde ook de locatie van de amusementspraktijken en -etablissementen zelf. Na de sloop van de Zandstraatbuurt verhuisde een groot deel van de prostitutieactiviteiten en zeemanszaken naar de Schiedamsedijk, een lange smalle straat die veel dichter gelegen was bij de binnenhavens van de stad, en zo veranderde in een nieuw epicentrum voor berucht vermaak. Tal van magazijnen en fabriekjes in de zijstegen van de Schiedamsedijk stonden in directe verbinding met de kades van de Leuvehaven, maar zo ook de kroegen. Het was namelijk in de bars dat het ronselen van nieuwe maritieme bemanningsleden vaak plaatsvond, een praktijk die door haar informele en spontane karakter, en daardoor ook een gebrek aan bronnen, moeilijk te reconstrueren is.

Wel geschikt als onderzoeksmateriaal waren foto’s van de Schiedamsedijk uit het interbellum, vooral om tegenstrijdige culturele percepties van veiligheid, en maritiem-stedelijke stereotypen in het algemeen, te herinterpreteren. Een vaak terugkerend type foto van de Schiedamsedijk gedurende de jaren 1920-1930 toont bijvoorbeeld de gevels van zeemanskroegen, vaak met een exotisch getinte naam: van The Black Diamond Bar en Midnight Sun Bar, of Globe Bar en Internationaal Café, tot zaken die qua naam specifiek refereerden naar andere havensteden, van Oslo tot Rio de Janeiro. Tijdens de economische crisisperiode eind jaren 1930 zorgde deze bonte schakering van drinkgelegenheden er mede voor dat de Schiedamsedijk even uitgroeide tot bloeiende trekpleister voor lokaal toerisme, gedurende speciaal georganiseerde VVV-weken in Rotterdam. In 1935 vatte één van de exclusieve krantenoplages voor dat evenement de Schiedamsedijk samen als de ‘ganse wereld in één straat’, en gekenmerkt door een ‘grillige verscheidenheid’.

Glimlachend clienteel poserend op de voorgrond ontbreekt ook vaak niet op de voornoemde caféfoto’s, maar de vraag is of het hier inderdaad gaat om visuele indrukken van een kosmopolitische maritieme cultuur die daadwerkelijk veilig en sympathiek is. Of hinten de opschriften op de ramen van sommige bars – hier enkel English spoken – eerder op een omgeving die functioneerde volgens mechanismen van uitsluiting en segregatie? Een dergelijk opschrift kon alleszins afschrikkend werken. Zelfs voor kinderen, zo hoorde ik tijdens een interview met een oud-Katendrechter: herinneringen ophalend aan een Scandinavische bar uit de naoorlogse periode, Café Norge, vertelde de man over zijn verkeerdelijke interpretatie als kind van het eerder genoemde raamopschrift, denkend dat de plek een ‘spookhuis’ was. De zeelui die de kroeg bezochten zijn inmiddels zelf schimmen van het verleden geworden, maar Café Norge is nog steeds te vinden op Katendrecht, een paar straten verder van de oorspronkelijke locatie en veranderd in een hip buurttentje.

Getransformeerd schiereiland

Zeemanskroegen met specifieke internationale tinten waren dus ook te vinden op het geïsoleerde schiereiland Katendrecht, aan Rotterdams zuidelijke rivieroevers, dat vrijwel alle prostitutieactiviteiten van de havenstad opving nadat de Schiedamsedijk bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd gebombardeerd, en later niet meer werd heropgebouwd als maritiem amusementscentrum. De aparte status van Katendrecht in Rotterdam reikt echter verder terug: begin twintigste eeuw werden de eerste Chinese arbeidsmigranten er gehuisvest, en tijdens Wereldoorlog II werd het schiereiland als quarantainegebied behandeld. In de naoorlogse periode kwam het leefklimaat van Katendrechts lokale havenarbeiders door de toenemende criminalisering en commercialisering van de seksindustrie steeds meer onder druk te staan, waarbij na een periode van buurtprotesten een langdurig proces van stadvernieuwing aanbrak.

Tegenwoordig is Katendrecht één van de meest gewilde buurten in Rotterdam en een voorbeeld van wijdverbreide gentrificatieprocessen, waarbij nieuwe, meer welvarende bewoners de demografie van bepaalde stedelijke buurten vaak beginnen te domineren, ten koste van oudere inwoners die het authentieke karakter van een gebied aanvankelijk gevormd hebben. Gentrificatie ontvouwt zich ook op andere manieren, bijvoorbeeld door de vestiging van nieuwe commerciële en culturele voorzieningen. Tijdens wandelinterviews die ik met oud-bewoners van Katendrecht uitvoerde liepen de meningen over bepaalde maritiem geïnspireerde namen en logo’s van nieuwe lokale zaken in de wijk soms behoorlijk uiteen: van leuk en nostalgisch voor velen, tot te gekunsteld voor sommige anderen. Ook hier werden de ambivalenties ten opzichte van het vermaaksverleden van de havenstad, en hedendaagse echo’s hiernaar, duidelijk merkbaar.

Maritieme pleasurescapes van vroeger tot nu

Zo heeft mijn onderzoek uiteindelijk geleid tot een meer langetermijnperspectief dat voormalige zeemansbuurten verbindt met heropgewaardeerde gebieden in havensteden. Bepaalde ruimtelijke en ervaringsgerichte tegenstrijdigheden die ten grondslag liggen aan de historische erfenissen van maritieme plezierbuurten werden hierdoor blootgelegd. Rotterdams pleasurescapes bestaan ​​vandaag misschien niet meer in hun oorspronkelijke vorm, maar ze hebben niettemin duidelijke sporen nagelaten en soms hoogst ambivalente perspectieven op de havenstad en haar amusement verankerd.

(Noot: deze tekst is deels gebaseerd op de PhD-samenvatting en -verdediging van de auteur.)

Biografie

Vincent Baptist

Vincent Baptist is postdoctoraal onderzoeker en docent aan de Erasmus School of History, Culture and Communication (Erasmus Universiteit Rotterdam). Zijn doctoraatsonderzoek was onderdeel van het Europese HERA-project ‘Pleasurescapes: Port Cities’ Transnational Forces of Integration’ (2019-2022). Hij is ook geaffilieerd met het Leiden-Delft-Erasmus onderzoekscentrum ‘PortCityFutures’.

Literatuur

  • Baptist, V., Pleasure near the Port: Spaces and Legacies of Notorious Entertainment Culture in 20th-Century Rotterdam (Rotterdam 2022).
  • Brusse, M.J., Het rosse leven en sterven van de Zandstraat (Rotterdam 1912).
  • Kosok, L., ‘Pleasurescapes on the Edge: Performing Modernity on Urban Waterfronts (1880-1960)’, Journal of Urban History 48.6 (2022) 1199-210.
  • Laar, P. van de, V. Baptist, ‘Pleasurescapes’, Bloomsbury History: Theory and Method Web Articles – Key Concepts (2022).
  • Mah, A., Port Cities and Global Legacies: Urban Identity, Waterfront Work, and Radicalism (Basingstoke, New York 2014).