Blog: Symposium: maritieme cultuur in Nederland

Van links naar rechts: Anita van Dissel, Sjors Stuurman, Gerhard de Kok, Henk Dessens, Anna van Velzen en Remmelt Daalder. Foto Rozemarijn Vlijm.

Op 3 mei 2024 vond in Muzee Scheveningen het zestiende symposium van het Maritiem Portal (MP) en de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland (NMGN) plaats. Bij aankomst in het museum kregen genodigden al een klein voorproefje van het programma van die dag. Er hingen in de hal indrukwekkende foto’s van vrouwen in klederdracht. Deze kunstwerken van fotograaf en kunstenaar Jimmy Nelson vormden een mooie opmaat voor het thema van het symposium: maritieme cultuur in Nederland. De dag werd geleid door voorzitter Anita van Dissel (Universiteit Leiden).

Cultuuranker Muzee Scheveningen

Madelène Donkerwolke (Muzee).

Na een welkomstwoord van dagvoorzitter Van Dissel nam conservator Madelène Donkerwolke (Muzee) eveneens de gelegenheid om alle gasten te verwelkomen. Zij gaf daarnaast een kort inkijkje in de Scheveningse maritieme cultuur, die in het museum centraal staat. Muzee heeft een rol als ‘cultuuranker’ voor Scheveningen . Er is aandacht voor het verleden, maar eveneens voor de hedendaagse maritieme cultuur door aansluiting te zoeken in de eigen wijk. Het doel is om zo een publiek aan te trekken dat minder snel in aanraking komt met kunst en cultuur. In dit kader heeft het museum afgelopen zomer een tentoonstelling gemaakt over de lokale surfgemeenschap.

In september opent Muzee een tentoonstelling over de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) naar aanleiding van haar tweehonderdjarig bestaan. Nog dertien andere maritieme musea doen hieraan mee. Tijdens de pauze was voldoende gelegenheid om de huidige tentoonstellingen van het museum te bekijken. Vooral de foto’s van Jimmy Nelson leidden tot geanimeerde gesprekken tussen genodigden.

De laatste episode van de Nederlandse binnenvaart onder zeil 1900-1950

De volgende spreker was Henk Dessens (redactie NMGN). Aan de hand van de tjalk Gruno en diens eigenaar de familie Bond, gaf Dessens inzicht in het leven op de zeilende binnenvaart in de twintigste eeuw. Hoewel er sinds het eind van de negentiende eeuw modernisering in scheepsbouw had plaatsgevonden, bleven zeilschepen nog jaren in gebruik. Door de groeiende industrie en landbouw was er behoefte aan scheepsruimte voor bulkgoederen tot ongeveer honderd ton. Hiertoe waren zeilschepen uitermate geschikt. De zeilschepen konden goed in ondiepe wateren varen en waren door de inzet van families als arbeidskrachten rendabel. Enige vertraging was bij laagdrempelige goederen te overzien.

Dessens interviewde tussen 1982 en 2013 allerlei families die in deze wilde vaart hadden gewerkt; waaronder ook de familie Bond. Het varen op de binnenvaart was een waar gezinsbedrijf. Jan Bond die op de Zuiderzee naar Friesland en Groningen voer, nam aanvankelijk zijn positie voorop het schip, terwijl zijn vrouw Jannetje aan het roer stond. In zijn jeugd zou zoon Esse jr. vaders taak overnemen, terwijl Jan zelf achter het roer kroop. Na zijn militaire dienst keerde Esse niet meer terug en werd het schip uitgerust met een hulpmotor (1953). De Gruno bleef tot 1962 in het bezit van de familie Bond. Tegenwoordig is het schip te bezichtigen bij het Maritiem Museum Rotterdam. Daar liggen eveneens opnames van de interviews die Dessens aflegde. Zij zullen binnenkort beschikbaar worden voor onderzoekers.

Netwerk Maritieme Bronnen naar een volgende fase

Vervolgens was het woord aan Gerhard de Kok (Huygens Instituut – KNAW), kwartiermaker van het project Netwerk Maritieme Bronnen (NMB). Het NMB zal in de toekomst als toegangspoort dienen voor het Nederlandse maritieme erfgoed. Daarbij zal allerlei informatie en metadata van instellingen aan elkaar worden gekoppeld zodat deze in een bredere context staan (Linked data). Om dit soepel te laten verlopen is het belangrijk om meer eenheid te creëren onder de aangesloten instellingen en standaarden te gebruiken uit de erfgoedsector. Daarnaast is het doelmatig om de digitale infrastructuur te verbeteren en de samenwerking tussen maritieme erfgoedinstellingen te versterken.

Middagvoorzitter was Elke Scheffers (Nationaal Baggermuseum).

In dit kader is op 14 december 2023 in het Maritiem Museum Rotterdam een goed bezochte bijeenkomst gehouden waarbij academici, museum- en overheidsmedewerkers ervaringen en behoeftes uitwisselden. Door middel van deelsessies kwam goed naar voren welke kwesties en vraagstukken speelden. Zo bestonden er vragen over de financiering van dit project. Hiervoor zijn verschillende subsidies beschikbaar, zoals het Netwerk Digitaal Erfgoed. Daarnaast speelden er praktische vragen over de standaardisering van informatie, zoals bijvoorbeeld scheepsnamen. Nu gebruikt elk museum zijn eigen richtlijnen. Dit probleem speelt eveneens bij persoonsnamen. Daarnaast is er onduidelijkheid rond de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en auteursrechten. Het is nodig om formeel vast te leggen dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de aanleverende organisaties ligt.

Hoewel er dus nog allerlei vragen spelen, is NMB goed onderweg en is er veel belangstelling. Na deze zomer komt de eerste fase van het project ten einde. Kwartiermaker De Kok zal een rapport opstellen met zijn bevindingen over mogelijke leveranciers en de geschiktste organisatievorm. Dit zal gebruikt worden om in de volgende fase subsidies aan te vragen. Deze zomer zal De Kok eveneens potentiële instellingen bezoeken en is hij beschikbaar voor informatie en ondersteuning.

Vrouwen op Scheveningen

Na de pauze was het tijd voor Sjors Stuurman (Research Masterstudent Universiteit Leiden). Stuurman gaf een presentatie over zijn boek Vrouwen op Scheveningen: van nettenboetster tot redersweduwe, dat hij in opdracht van Muzee schreef. In zijn onderzoek keek Stuurman naar de rol van vrouwen in de vissersplaats tussen 1830 en 1960. Doordat vissermannen aaneengesloten perioden op zee verbleven, kwam er veel verantwoordelijkheid bij de thuisblijvende vrouwen te liggen. Zij speelden dan ook een centrale rol in de Scheveningse cultuur. De vrouwen zorgden niet alleen voor het huis en de kinderen, maar moesten wegens het lage loon van vissermannen ook zelf op zoek naar inkomsten. Aan de hand van trouwakten achterhaalde Stuurman de verschillende banen. De vrouwen werkten deels in de visindustrie: als visverkoopster, in de visverwerking of als nettenboetser (het repareren van visnetten). Daarnaast werkten vrouwen als schoonmaakster, hulp in de huishouding, verkoopster, badvrouw, bewaarjuffrouw of voedvrouw. De Scheveningse klederdracht leverde ook arbeid op. Naaisters en plooisters maakten en onderhielden de kleding. Met het verdwijnen van klederdracht verdween dit beroep. Ondanks deze banen bleef het voor de grote Scheveningse gezinnen moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Door kracht en doorzettingsvermogen hielden velen maar net hun hoofd boven water.

Klaartje Vrolijk, die na de dood van haar man de rederij voorzette en veel inkomsten vergaarde, was hierop een bijzondere uitzondering. Haar portret is in Muzee te vinden.

Monumentalisering in Hoorn

De volgende spreker was de recent afgestudeerde historicus Anna van Velzen. In haar masterscriptie (Radboud Universiteit) onderzocht zij hoe herinneringen van de Gouden Eeuw een plek kregen in de publieke ruimte van Hoorn tussen 1850 en 1900. Als casestudy gebruikte Van Velzen het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen en het Westfries Museum. Van Velzen vraagt zich aan de hand van het concept Lieux de mémoire af waarom dit soort herdenkingen van het verleden in Hoorn in de negentiende eeuw tot stand kwamen. Lieux de mémoire duidt op een fysieke of immateriële herinnering van het verleden. Dit soort herinneringen worden veelal op een symbolische plek opgericht.

De ontwikkelingen in Hoorn sloten aan bij een breder landelijke ontwikkeling. Onder invloed van nationalisme kwam er behoefte aan gemeenschappelijke verhalen over identiteit en het verleden. Dit leidde tot particuliere initiatieven voor monumenten in de publieke ruimte. In Hoorn resulteerde dit in een standbeeld van Coen (1893) en de oprichting van het Westfries Museum (1881). Beiden waren uitingen van een verering van de Gouden Eeuw. Er was geen aandacht voor de schaduwkanten van het koloniale verleden. Kritische geluiden en protesten tegen het standbeeld wegens Coens handelen op de Banda-eilanden werden door initiatiefnemers genegeerd. Zij wilden vasthouden aan een positief narratief van het verleden.

De motieven voor de oprichting van deze monumenten passen bij Lieux de mémorie. Initiatiefnemers wilden het verhaal van de Gouden Eeuw uitten op een fysieke plek zodat de herinnering niet verloren zou gaan en nieuwe generaties onderwezen konden worden.

Tegenwoordig worden er vragen gesteld bij het positieve beeld en de ‘monumentalisering’ van het koloniale verleden in de openbare ruimte. Geïnteresseerden kunnen de scriptie hier lezen. (link: https://theses.ubn.ru.nl/handle/123456789/15655)

Spotten met een scheepsramp

Gedicht De Schipbreuk van De Schoolmeester.

De dag sloot af met een presentatie van Remmelt Daalder (voormalig conservator Het Scheepvaartmuseum). Daalder schreef eerder een bijdrage aan de NMGN over maritieme cultuur in de negentiende eeuw. Daarin behandelde hij onder meer poëzie, kunst en muziek. Tijdens deze middag voegde hij daar humor over de scheepvaart aan toe. Aan de hand van De Schoolmeester – een pseudoniem van Gerrit van de Linde (1808-1858) liet Daalder zien dat er in de negentiende eeuw ook ruimte was voor een ironische benadering van de maritieme wereld. Deze Van de Linde zou na zijn overlijden veel bekendheid vergaren met zijn gedichten. De dichter schreef ook humoristische gedichten over de zeevaart. Van de Linde hield zich niet aan regels die gebruikelijk waren in de dichtkunst. Om dit te illustreren las Daalder enkele passages voor uit De schipbreuk, waarbij goed merkbaar was dat de schoolmeester afweek van de serieuze benadering van de meeste tijdgenoten. Zo zette hij een kapitein neer als een luie oude sok. Zijn gedicht was een klucht gesitueerd op zee. Het werk van De Schoolmeester inspireerde musicus Johan Wagenaar, om er in 1889 een cantate bij te schrijven. De middag sloot feestelijk af met een fragment waarin deze cantate werd uitgevoerd. De liefhebber kan deze terugvinden op: https://youtu.be/SieBrPdzcyg?feature=shared

Na een succesvol symposium was het tijd voor de borrel in het museumcafé De halve vleet. In het decor van dit Schevenings café praatten genodigden nog enige tijd na over de interessante lezingen van die middag.

Biografie

Rozemarijn Vlijm was tot voor kort werkzaam als promovendus bij Universiteit Leiden. Tegenwoordig is zij verbonden aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Zij werkt aan haar proefschrift over discipline bij de Nederlandse marine in de negentiende eeuw.