Blog: Verdwenen fluit in de Finse Golf

Model van een fluitschip, ca. 1650. Het Scheepvaartmuseum, Amsterdam.

In 2020 ontdekten duikers een Hollands fluitschip, op de bodem van de Finse Golf. De afbeelding van een zwaan en het bouwjaar (1636) op het hakkebord wijzen in de richting van een rond 1638 gezonken graanschip van een kapitein uit Nieuwendam.

‘Oostervaerders’

De bodem van de Oostzee en de Finse Golf is rijkelijk bedeeld met anonieme Hollandse scheepswrakken. Deze ‘Oostervaerders’ transporteerden in de zeventiende eeuw granen en andere bulkgoederen, zoals de voor de scheepsbouw onontbeerlijke producten hout, hennep, vlas en teer, westwaarts. Het meestgebruikte scheepstype indertijd was de fluit, vanwege de indrukwekkende laadcapaciteit, de relatief geringe diepgang en het beperkte aantal benodigde bemanningsleden. In 1636 bestond de Hollandse koopvaardijvloot op het Oostzeegebied uit ruim vierhonderd schepen, verantwoordelijk voor een meerderheid van alle Sonttol-passages. Hun voornaamste aanloophavens waren het Pruisische Koningsbergen (Kaliningrad) en Danzig (Gdańsk) in Polen. Hollandse schippers haalden de bulkgoederen ook uit de – indertijd Zweedse – havens van Riga, Reval (Tallinn) en uit de nieuwe Zweedse vestigingsplaats Nyen langs de Nevadelta (later: Sint-Petersburg). In laatstgenoemde stad vond vooral doorvoerhandel van Russische producten plaats.

Naar Nyen

Een van de Oostervaerders was Dirck Adriaensz van der Schelling, schipper van De Witte Zwaan. Aanvankelijk voer hij vooral op Riga, Danzig en Koningsbergen, maar in maart 1638 vertrok hij met de Hollandse handelsvloot naar Schansterny, het Zweedse fort bij Nyen in de Finse Golf. Daar moest hij twee weken lang rogge en gerst inladen en vervolgens terugvaren naar Amsterdam. Zijn schip lag toen in Harlingen maar bij de Sonttol stond Terschelling geregistreerd als zijn thuishaven. Gezien zijn achternaam (‘Van der Schelling’) was het Waddeneiland zijn herkomstplaats. De kapitein woonde echter in Nieuwendam, het dorp boven Amsterdam. Na ruim een maand keerde Dirck Adriaensz van der Schelling terug uit Nyen, met in zijn ruim de bestelde lading gerst en rogge. In de zomer van 1638 voer hij nogmaals heen en weer, ditmaal met een retourlading haver en gerst. Op 18 oktober vertrok hij voor de laatste maal oostwaarts. Als ballastgoederen had hij hop en kramerijen ingeladen en zijn bevrachters – twee Amsterdamse kooplieden – verwachtten hem eind november retour met een lading gerst. De schipper, zijn schip en de complete bemanning verdwenen echter van de aardbodem, zo blijkt uit een notariële verklaring uit 1640.

Wrak

Het verdwenen koopvaardijschip De Witte Zwaan is hoogstwaarschijnlijk identiek aan het wrak, dat het Finse duikteam Badewanne in 2020 ontdekte op de zeebodem van de Finse Golf. De afgebeelde Zwaan en het bouwjaar ‘1636’ wijzen in die richting, evenals steekmonsters van de scheepslading (haver en gerst) die overkomen met de eerder geregistreerde lading van De Witte Zwaan. Het wrak werd aangetroffen op open zee, tussen het Finse schiereiland Hanko en het Estse eiland Hiiumaa (voorheen Dagö). Gezien die afgelegen locatie van ondergang is het onwaarschijnlijk dat iemand de scheepsramp heeft overleefd of dat er lading is geborgen, maar hopelijk komt er meer informatie boven water bij het nadere onderzoek van de maritiem archeologen.

Schipbreukenregister

Identificatie geeft meerwaarde aan de anonieme wrakken en objectvondsten en verschaft inzicht in de historische context waarin het schip is vergaan. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de kapitein, bemanningsleden en andere opvarenden, maar ook om de nautische en commerciële achtergronden, zoals herkomst, bestemming en lading van het schip, de bevrachters, verzekeraars en eventuele bergingswerkzaamheden. Het koppelen van archeologische data aan archiefbronnen kan tijdrovend en arbeidsintensief zijn. In praktisch opzicht wordt het echter steeds eenvoudiger, bijvoorbeeld dankzij de digitalisering van de Amsterdamse notariële archieven en de Sonttolregisters. Zo viel het vaarverleden van de bovengenoemde Witte Zwaan binnen een uurtje te achterhalen.

Structureel historisch onderzoek naar scheepsrampen zou aanzienlijk meer Nederlandse wrakken uit de anonimiteit kunnen halen. Een stap in de juiste richting was het Europese SHIPWHER-project uit 2013, een samenwerking tussen Zweeds en Estse maritieme erfgoedinstellingen, waarvoor ik het Nederlandse archiefonderzoek heb uitgevoerd. Het resulteerde in een register met bijna 1.300 vermeldingen van schipbreuken en wrakken in het Oostzeegebied. Door nauwere integratie van gespecialiseerd historisch onderzoek met maritiem-archeologische bevindingen zouden meer anonieme wrakken hun echte scheepsnaam kunnen terugkrijgen.

Biografie

Maarten Hell is historicus, tekstschrijver en (eind)redacteur. Hij is in 2017 gepromoveerd op De Amsterdamse herberg (1450-1800). Geestrijk centrum van het openbare leven