Op deze bijeenkomst waren ongeveer vijftien leden aanwezig. (Interim)voorzitter Peter Tolsma nam afscheid als voorzitter van de werkgroep. Hij blijft actief als penningmeester in het bestuur. De opvolger van Peter is gevonden in Jan Auke Walburg. Jan Auke heeft belangstelling voor maritieme en Friese geschiedenis. Hij is opgeleid als klinisch psycholoog en bedrijfskundige en was directeur van verschillende zorgorganisaties.
De rijkste Hindelooper ooit
Eerste spreker was Jelle Jan Koopmans (ondergetekende). Deze lezing ging over de rijkste Hindelooper ooit Jappe Wiggerts (geb. Hindeloopen circa 1690 – overl. Amsterdam 1756). Jappe Wiggerts werd rond 1690 in Hindeloopen geboren, hij trouwde er twee keer. De eerste keer met Leeuwkje Aukjes in 1719 en de tweede keer met Saling Gerrits in 1733. Met Leeuwkje kreeg hij twee kinderen, Wiggert en Auke. Jappe overleefde Wiggert en Auke zat rond zijn overlijden in een verbeterhuis. Erfgenaam werd dan ook Gerrit Wiggerts die voortkwam uit zijn tweede huwelijk met Saling Gerrits. Voor meer genealogische informatie zie het interessante artikel van Jan de Vries: Nakomelingen van Anck Boldewyns te Hindeloopen. GJ_2019.pdf
Jappe Wiggerts was een koopman. In 1727 gebeurde er iets opvallends. De buitengewoon rijke Amsterdamse koopman Pieter Onkelboer liet op enige bedragen voor zijn huishoudster, slager en boekhouder na al zijn bezittingen na aan de eerzame Jappe Wiggerts. Wat hier precies de reden voor is geweest is onbekend, wel dreef Pieter Onkelboer samen met een eerder overleden oudere broer van Jappe, Douwe Wiggerts een grote houthandel. Jappe Wiggerts verdiende zijn geld voornamelijk in de Europese vrachtvaart en ook in de houthandel. Bij zijn overlijden liet hij een indrukwekkende lijst aan bezittingen achter.
Ten eerste zijn huis in Amsterdam aan de binnenkant van het Nieuwe Waalseiland. Deze straat en de indrukwekkend grote zeventiende-eeuwse grachtenpanden staan daar nog steeds. Het huis van Jappe Wiggerts bestond uit onder andere een zolder, een binnenkamer, een portaal, een zaal, een zijkamer, een zijdekamer, een tweede zolder, een zoldertje boven de zaal, vliering en een treurkamertje. Zijn bezittingen bestonden onder andere uit voor 150 gulden aan turf, vierentwintig manshemden van 96 gulden, kleding van de overledene 200 gulden, zes hele grote porseleinen lampetten van 72 gulden, dertien gebeitelde kommen en koppen op de schoorsteen van 125 gulden en negentig paar divers koffie en theegoed van 200 gulden. Aan boeken goud en zilverwerk waren er onder andere tien stuks medailles als gouden munten van 256 gulden, een gouden repetitiehorloge met gouden ketting van 250 gulden en twee bijbels met gouden platen en enige boeken in Franse platen van 350 gulden. Het aanzienlijke schilderijenbezit op de zaal en zijkamer bestond uit onder andere een stuk van M. Hondecoeter van 65 gulden, twee landschappen van Piemont (80 gulden), een stuk van Jan van der Heijden van 250 gulden, een stuk van Bartholomeus van der Helst van 125 gulden, een stuk van Abraham Storck en vier stukken van van Hugtenburg van 160 gulden.
Aan penningen waren er onder andere vijf zakken van 500 gouden rijders met een waarde van 35.000 gulden, 129 zakken van 600 gulden met een totaal van 77.400 gulden, een ijzeren geldkist met 12.725 gulden, Deens, Russisch en Zweeds geld met een waarde van 6.825 gulden en een saldo bij de wisselbank van 21.990 gulden. Zakelijk bezat Jappe Wiggerts een portefeuille scheepsparten bestaande uit parten in 63 fluitschepen, 2 smakschepen, 11 galjootschepen, 10 kofschepen, 2 katschepen en 2 walvisvaarders met een waarde van 124.925 gulden. Daarnaast waren er nog allemaal obligaties ten name van Amsterdam, Zeeland en Overijssel. De grootste hiervan bedroeg 31.000 gulden en er was een lening van 20.000 gulden aan zijn zwager Saling Aukes. Deze Saling Aukes stond aan de wieg van de grote houthandel Bontekoning en Aukes. Naast deze lening was er nog een aandeel in brouwerij de Star in Amsterdam, de Hoornse Lijnbaan, de scheepstimmerwerf de Vergulde Schol en waren er 1.625 tonnen pek, 10.750 maten Cadix zout en diverse houtwaren.
Daarnaast was er bezit in Hindeloopen. Dit bestond uit een huis met lijtshuis aan de Nieuwe Weide getaxeerd op 1800 gulden, een zomerhuis getaxeerd op 1.400 gulden, een stal, wagenhuis en timmerschuur gewaardeerd op 800 gulden en een helft van een huis in Hindeloopen ook getaxeerd op 800 gulden. Tot de bezittingen in Hindeloopen behoorde een bijbel met gouden haken van 135 gulden, een testament met gouden haken van 86 gulden, 12 zilveren tafelmessen van 90 gulden, vijf paarden van 500, 230, 225, 75 en 35 gulden (de laatste twee waren ziek en daarom lager gewaardeerd), twee faëtons (snelle koets) van 450 en 420 gulden, een sjees van 75 gulden en twee sleeën van 50 gulden en vijf zwepen met zilveren banden van 116 gulden. Aan contante penningen was daar nog 31.389 gulden, obligaties 28.040 en een vierde part in een kruitmolen van 7.500 gulden.
Te bedenken dat volgens Richard Paping een gemiddelde Groninger boerenarbeider 60 gulden per jaar verdiende en volgens Jan Luiten van Zanden het gemiddeld inkomen in Amsterdam in deze periode rond de 250 gulden per jaar lag kunnen we Jappe Wiggerts gerust een miljardair van de achttiende eeuw noemen. Zijn nazaten gingen zich later Averhorn van Nauta en Rinia van Nauta noemen. Zij lieten het nog bestaande slot in Hindeloopen bouwen, een herberg op de Galamadammen en bezaten nog lange tijd veel landerijen in Friesland.
Hindelooper dialect
De volgende spreker was Siebren Dyk onder andere samensteller van het Great Hylper Wordebook. Hij sprak over het Hindelooper dialect. Binnen de Friese taal heeft ieder dorp een zekere zin een eigen dialect. In geïsoleerde gemeenschappen zoals Schiermonnikoog, Terschelling en Hindeloopen gaat dit nog meer op. Dit waren plaatsen die in de eerste plaats naar de zee waren gericht. Meer kustplaatsen zoals Enkhuizen, Volendam, Katwijk en Scheveningen hebben een sterk eigen dialect. Het Hindeloopers staat echter niet geheel op zichzelf. In Molkwerum en Warns is een vergelijkbaar dialect. Een wetenschappelijk aantoonbare connectie met Scandinavische talen bestaat er niet. Dit lijkt meer een mythe te zijn die is voortgekomen uit oude volksverhalen.
In het Hindeloopers zijn ongeveer 46 uitdrukkingen die iets met de scheepvaart te maken hebben. Bijvoorbeeld: De wiend hat der jungen. (Er staat daar een krachtige wind.) Of: It skip fart as in boatjen. (Het schip is makkelijk te sturen). Of: It gedyn yn de fokke hawwe. (Snel varen).
Van voor 1800 zijn er acht teksten in het Hindeloopers bewaard gebleven. Zes van deze teksten zijn maritiem en twee niet. De niet maritieme teksten bestaan uit een lofzang op een dominee en een tekst over jonge mensen die vanuit Hindeloopen naar de kermis in Koudum gingen.
De eerste Hindelooper tekst stamt uit 1672. Het is een gedichtje over de tegenstelling tussen schippers en landlieden. Uit dit jaar is er ook een kroniek die iets meldt over de aanleg van een schans en een sluis. Uit 1679 stamt de Hylper Skipsalmanak. Hier is aandacht voor de vier jaargetijden, jaartallen en maanden van het jaar. Naast deze algemene almanak teksten is wordt er in gemeld dat er in Noorwegen geld valt te winnen en wordt er gesproken over de kwaliteiten van een zeeman. Ook de markten in verschillende steden worden genoemd. Ook is er een tekst over kribbelende schipperswijven. Daar wordt onder meer vermeld dat de mannen bij gunstige noordenwind nei hus ta wol driuwe.
Drie teksten komen uit de achttiende eeuw. Zo is daar de beschrijving van een tocht naar Medemblik van een schipper en een kok. Zij komen uiteindelijk ook in Harlingen, Amsterdam en Enkhuizen terecht. Verder is er een tekst over een tuurman van een schip Homme Iepes die naar Gotland vaart op een fluitschip. Tenslotte is er een tekst over Rinver Tjeerds die zich als klein jongetje brandde aan een ketel.
‘Wa ken tjen ’t ongelok ooit iin de kunst ontronne, al koest min fule jeold, ja toezen gone wonne, as dat so weaze mut, dat hek lang lesten sieand, ooan Teead siin eoldste fiint , dit least feliden sneaand. Miin wiif sie, Rinwer solte settel boppe briinge, mar ban din naat, ’t ken ligt uut de settel spriinge. Hi nooam en feeardig op en sotten efter del, en joeg uus Heie en paaik, mar herk! hi band im snel, en dat oer bei siin beeam, wi looaien bi de krenne, hi brooat ’t wetter om oer bei siin fuotten henne. So klak loos bant en ding en nimmen dweit belet, en ongelok dat komt al eer dat immen ’t wet.’ (‘Wie kan ooit aan het ongeluk ontsnappen, al had men veel geld, ja duizenden gewonnen, als dat zo moet zijn, dat heb ik lang geleden gezien, aan Teade zijn oudste zoon, dit gebeurde afgelopen sneeuwnacht. Mijn vrouw zei, Rinwer zou de ketel naar boven brengen, maar brand je niet, het kan gemakkelijk uit de ketel springen. Hij nam het snel op en zette het achter neer, en joeg ons Heie een kus, maar hark! Hij brandde hem snel, en dat over beide zijn benen , wij liepen bij de kraan, hij gooide het water om over beide zijn voeten heen. Zo snel is een ding en niemand doet iets, en ongeluk komt al voordat iemand het weet.’)
Deze Rinver werd later schipper maar verloor zijn schip, daarna zijn meisje zette zijn huis in de brand en vertrok naar Indië. Dit droevige verhaal lijkt voor een groot deel op waarheid te berusten.
De interessante dag werd afgesloten met een bezichtiging van het vernieuwde Museum Hindeloopen en een gezellige borrel in restaurant Sudersee.
Biografieën
Siebren Dyk (Heerenveen 1953) studeerde Nederlands in Groningen en Fries aan de VU te Amsterdam. Van 1981 tot aan zijn pensioen in 2019 was hij verbonden aan de Fryske Akademy als lexicograaf / taalkundige. Dyk promoveerde in 1997 op Noun incorporation in Frisian. Hij werkte mee aan het Woordenboek van de Friese Taal (WFT) en aan woordenboeken van de dialecten van Schiermonnikoog (2002), Ameland (2016) en Hindeloopen (2019). Hij was verantwoordelijk voor de Friese morfologie binnen het Taalportaal.
Jelle Jan Koopmans (Sneek 1984) studeerde economisch en sociale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn scriptie ging over de economische en politieke elite van zijn geboortestad Sneek tussen 1870 en 1910. Vervolgens schreef hij een boek over de Rabobank in Noord-Drenthe tussen 1904 en 2008. Tijdens het promotieonderzoek schreef hij artikelen over Makkum, de familie Kingma en het Fries Partenbezit. Ook is hij al geruime tijd bestuurslid van de Wurkgroep Maritime Skiednis van de Fryske Akademy. Op 29 oktober 2020 promoveerde hij op het proefschrift: Vrachtvaarders van Europa. Jelle Jan werkt op dit moment als medewerker complexe hypotheken bij de Rabobank.