Blog: Zeer geslaagd dertiende symposium Maritiem Portal had als thema ‘Noord-Nederland en de zee’

Een gevulde zaal. Foto Marja de Keuning.

Op vrijdag 4 november 2022 was Leeuwarden het middelpunt van maritiem-historisch Nederland, want daar in Tresoar vond het dertiende symposium plaats van het Maritiem Portal en de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland (NMGN). Dat het daarmee geen ongeluksdag werd, lag natuurlijk aan de zeven heel gevarieerde en boeiende lezingen van die dag.

Bestuur Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis (Gwen Lemmers, Gerhard de Kok, Jelle van Lottum, Alex Poldervaart en Annette de Wit) en Anita van Dissel. Foto Ron Brand.

ALV Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis

Ook deze keer werd de dag weer gecombineerd met de algemene ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis (NVvZ), die plaatsvond in de ochtend. De hele dag vertoefden de aanwezigen in de Gysbert Japixseal, vernoemd naar de dichter Gysbert Japix (1603-1666). Diens gedichten en verhalen vormen de basis van de Friese schrijftaal zoals die zich later zou ontwikkelen. De belangrijkste Friese literatuurprijs, de Gysbert Japicxprijs, is naar hem vernoemd. Omringd door portretten van alle winnaars van deze prijs aan de wanden van de zaal vond het programma plaats.

J.C.M. Warnsinckprijs voor Anita van Dissel

Annette de Wit las het juryrapport voor en secretaris Alex Poldervaart reikte de oorkonde en passer uit aan Anita van Dissel. Foto Ron Brand.

Namens het voltallig aanwezige bestuur van de NVvZ zat Annette de Wit de ledenvergadering voor. Ze gaf aan dat met deze bijeenkomst de leden in het noorden nu eens konden worden bediend. Ook memoreerde ze de jubileumvaartocht met de ‘Hydrograaf’ op 11 september jl. Vervolgens behandelde penningmeester Gerhard de Kok de verenigingsfinanciën en liet hij zien dat deze redelijk stabiel zijn. Hetzelfde geldt voor de ledenontwikkeling. Daarna ging secretaris Alex Poldervaart in op de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR), waarvoor volgend jaar de statuten gewijzigd gaan worden. Anita van Dissel gaf namens de redactie van het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis een overzicht van de inhoud van het nieuwste nummer. Ze werd daarna gevraagd te blijven staan, want ze mocht de prestigieuze J.C.M. Warnsinckprijs 2022 in ontvangst nemen. Annette de Wit las het juryrapport voor en secretaris Alex Poldervaart reikte de oorkonde en passer uit.

Rondvraag

Tijdens de rondvraag attendeerde Siem van Eeten op de database ‘Global Privateering’, die op 22 november a.s. in Leiden wordt gelanceerd. Het betreft een database van gegevens betreffende Nederlandse schepen die door Franse schepen zijn gekaapt. Daarmee was de vergadering ten einde en konden de aanwezigen in Tresoar rondkijken en de tentoonstellingen bezoeken. Natuurlijk werd er tijdens de lunch ook driftig bijgepraat.

Dertiende symposium van het Maritiem Portal

Arjen Dijkstra. Foto Marja de Keuning.

Het middagprogramma had als thema ‘Noord-Nederland en de zee’. Zo’n 70 fysiek aanwezigen en ca. 30 deelnemers via de livestream volgden de zeven presentaties. Allereerst was er een woord van welkom door Arjen Dijkstra, sinds enkele weken de directeur van Tresoar. Hij startte zijn praatje in het Fries, maar stapte al snel over naar het Nederlands. Tresoar beheert de provinciale erfgoedcollecties van Friesland en is daarmee dus de schatkamer van Friesland. Dijkstra ging in op het belangrijke project van de Sonttolregisters en bleek ook onlangs zelf in de Sont te hebben gezwommen, al denkend aan ons. Hij legde een verband tussen een astronomisch sextant van Tycho Brahe dat hij zag op het eiland Hven en een afbeelding daarvan in een oude druk. Daarna moest hij snel weer elders zijn en nam Jelle van Lottum, voorzitter van de Stuurgroep Maritiem Portal, het stokje over en heette allen nogmaals van harte welkom. Hij mijmerde over zijn eigen Friese roots, want geboren in Stiens had hij twee grootvaders die maritiem actief waren. Van Lottum kon goed nieuws melden, omdat er een subsidie is ontvangen voor de eerste fase van het project Netwerk Maritieme Bronnen. Hierdoor is Gerhard de Kok als kwartiermaker aangesteld.

Middagvoorzitter Els van Eijck van Heslinga

Els van Eijck van Heslinga. Foto Marja de Keuning.

Els van Eijck van Heslinga, die ook Friese wortels heeft, trad op als strenge middagvoorzitter. Zij heette alle aanwezigen, lijfelijk of via de livestream, voor de derde keer van harte welkom. De livestream wordt opgeslagen en kan dus ook later nog worden bekeken. Ze gaf de sprekers een tekst mee die ze had gelezen in het Fries Museum op de grafsteen van edelman Eppo: spreek vooral vrijuit, maar niet te lang! Ze leidde de sprekers en het programma in, dat onderhoudend was, maar ook veel verschillende aspecten bevatte. Ze kon gekscherend toch niet nalaten om te memoreren dat haar voorouder Berndt Schotanus, die aan het eind van de vijftiende eeuw dapper had gevochten tegen Albrecht van Saksen, toch echt ouder was dan de voorouders van Van Lottum.

Netwerk Maritieme Bronnen

Gerhard de Kok. Foto Marja de Keuning.

Gerhard de Kok was de eerste spreker van de middag. Hij sprak als kersverse kwartiermaker over het Netwerk Maritieme Bronnen (NMB). Aan de hand van een foto van de baggermolen ‘Madjoe’ in de collectie van het Rijksmuseum liet hij gegevens zien op Google Maps van de werf Conrad in Zaandam, waar de baggermolen was gebouwd. Gegevens over hoe de ‘Madjoe’ naar Nederlands-Indië was getransporteerd, kwamen van Delpher. Ook vond hij allerlei met deze baggermolen verband houdende gegevens op Wikipedia en in het Noord-Hollands Archief. Al deze collecties raadpleegde hij individueel, maar wat zou het mooi zijn als die allemaal met elkaar verbonden zouden zijn. Dat is nu juist het doel van het NMB: een platform om collecties te verbinden.

Baggermolen ‘Madjoe’

Vervolgens legde hij uit dat met behulp van bestaande technieken, zoals linked open data, dit nu mogelijk is. Het wordt een Maritiem Digitaal 2.0. De Kok gaf nog een voorbeeld. Een schilderij in een bepaalde collectiedatabase kan met een ander schilderij van dezelfde maker in een andere collectie worden verbonden. Gegevens vanuit het RKD kunnen hier ook weer aan worden gekoppeld. Er is dan wel nog een tussenstap nodig om bestaande thesauri aan elkaar knopen. Daarvoor ontwikkelde De Kok zelf een ‘termenmatcher’. Er komen binnenkort workshops voor museummedewerkers, onder meer over auteursrecht. Voor meer informatie, neem contact op via gerhard.de.kok.@huygens.knaw.nl.

Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland

Henk den Heijer. Foto Marja de Keuning.

Henk den Heijer is de hoofdredacteur van de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland (NMGN) en hij sprak over de sectoren en structuren van de NMGN en hoe dit standaardwerk nu feitelijk in elkaar zit. In het voorjaar van 2023 zullen naar verwachting 12 van de 24 online hoofdstukken klaar zijn; daaronder alle hoofstukken over de binnenvaart. In de loop van 2023 worden dan alle overige tekst en illustraties verwacht. Na de eindredactie en digitale opmaak wordt het project in 2024 afgerond, zo is de huidige doelstelling.

Duizenden maritiem-historische publicaties sinds de jaren 1970

Wat zijn nu de verschillen tussen de eerste MGN en de NMGN? Allereerst is in de NMGN alle nieuwe literatuur, kennis en inzichten verwerkt. Verder is de opbouw anders. Er is gekozen voor een opbouw van de scheepvaartsectoren binnenvaart, koopvaardij, visserij en marine. De scheepstypen en de zeevarenden, die in de MGN nog aparte hoofdstukken kregen toegewezen, zijn in de NMGN in die sectoren opgenomen en verwerkt. De NMGN is daardoor niet meer zo ‘versnipperd’, zo legde Den Heijer uit. Afkomstig uit Scheveningen nam hij de visserij als voorbeeld. Dat is een scheepvaartsector met specifieke organisatievormen, zoals het College voor de Grote Visserij of het Productschap Vis. De visserij gebruikt specifieke scheepstypen en ook is de bemanning niet algemeen, omdat die vooral uit de lokale gemeenschappen komt. Datzelfde geldt voor de marine, binnenvaart en koopvaardij, maar er is natuurlijk wel sprake van een overlap. Het grote voordeel voor de lezer en onderzoeker is dat wie geïnteresseerd is in een bepaalde periode het betreffende deel kan lezen. Wie belangstelling heeft voor een bepaalde scheepvaartsector kan de betreffende hoofdstukken in de vier delen achter elkaar leggen. Nieuw in de NMGN ten opzichte van de oude MGN zijn de binnenvaart en de offshore. Al met al biedt de NMGN daarmee een completer beeld. Is de NMGN toekomstbestendig?, zo vroeg Den Heijer zich af. Ja, maar dat is de MGN ook nog steeds. Nieuwe inzichten blijven echter komen, de kennis vermeerdert zich. Bij de digitale opzet van de NMGN is het mogelijk om steeds nieuwe kennis vast te leggen, bijvoorbeeld door een beredeneerde bibliografie. De hoofdredactie van de NMGN denkt hierover na en hoopt hier in 2023 uit te zijn om het project dan in 2024 te kunnen voltooien.

Fries Scheepvaart Museum

Hester Postma. Foto Marja de Keuning.

Hester Postma is sinds juni 2021 directeur van het Fries Scheepvaart Museum (FSM) in Sneek en zij vertelde over de nieuwe koers die het FSM gaat inzetten. Zij verruilde haar baan met Meindert Seffinga, die nu werkt als directeur bij het Historisch Centrum Leeuwarden. Van de Leeuwarder geschiedenis stapte Postma dus over naar de Friese scheepvaart. Als haar hoofdtaak ziet zij de vernieuwing van het museum en daarvoor zoekt zij naar de identiteit van het museum en het verhaal dat moet worden verteld. Zodoende zal het FSM klaar zijn voor de toekomst. Ze nam het gehoor eerst mee terug in de tijd. Toen in de jaren ’20 van de vorige eeuw het watersporttoerisme opkwam, werd in 1934 de eerste Sneekweek georganiseerd. Daar kwamen veel mensen op af en men zag ook kansen voor slechtweertoerisme. Op initiatief van burgemeester Lucas Poppinga werd in 1938 de Vereniging FSM opgericht. Belangrijk voor het FSM was ook Nanne Ottema, verzamelaar van Fries erfgoed én fervent zeiler. In 1938 werd een proeftentoonstelling georganiseerd waarop in een maand tijd 3.600 (!) bezoekers afkwamen. Vanwege het succes ging men verder, maar er was geen collectie. Men begon toen met het verzamelen van voorwerpen met een relatie tot de Friese scheepvaart. Veel kwam van Ottema, nu zijn dat zo’n 700 voorwerpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lagen de ontwikkelingen vrijwel stil, maar met directeur Herre Halbertsma maakte het FSM een doorstart. Het museum verhuisde naar het Kleinzand, waar het tegenwoordig is gevestigd in vijf monumentale herenhuizen en een voormalig schoolgebouw aan de achterzijde. De collectie omvat nu zo’n 26.000 voorwerpen. Aandachtsgebieden zijn de Friese scheepvaart, Sneek en omgeving en sinds 1985 is daar ook de Friese ijssport bijgekomen. Daardoor zijn er nu drie verhaallijnen. Om te werken aan de museumidentiteit laveert Postma tussen wat kan vervallen, wat behouden moet blijven en de nieuwe verhalen. Daarover worden soms heftige discussies gevoerd. Als identiteit is gekozen voor verhalen van het Friese waterland. Van een collectiemuseum moet het FSM een verhalenmuseum worden. Hetzelfde speelt ook in Groningen, waar zelfs nog is gekozen voor een nieuwe museumnaam: van Noordelijk Scheepvaartmuseum naar Museum aan de A. Een concreet plan over wat er in Sneek gebeurt met de meubels, het antiek en het zilver, etc. is er nog niet. Vanwege de stijgende energieprijzen wordt eerst gewerkt aan een duurzaamheidsproject. Daarna wordt dieper nagedacht over de verhaallijnen en worden deze geconcretiseerd. Postma eindigde haar verhaal met de uitnodiging om naar Sneek toe te komen als de plannen zijn gerealiseerd.

Nadagen Friese zeilvaart

Nykle Dijkstra. Foto Marja de Keuning.

De laatste spreker voor de pauze was Nykle Dijkstra, als informatiespecialist werkzaam bij het Historisch Centrum Leeuwarden, en daarmee dus een vroegere collega van Hester Postma. Hij liet aan de hand van een aantal filmfragmenten de nadagen zien van de Friese zeilvaart. Het ging dan niet om de pleziervaart, maar om de Friese visserij en binnenvaart. Een film uit de jaren veertig van de vorige eeuw liet zien hoe de visserij in Makkum groeide na de afsluiting van de Zuiderzee. Bijzondere kleurenfoto’s van taanketels in Makkum uit de jaren vijftig toonden aan hoe de katoenen en linnen visnetten werden verduurzaamd. Ook zeilen werden behandeld met taan, vandaar de naam ‘bruine vloot’. Een dorpsfilm van Makkum liet de nieuwe visafslag zien die daar kwam in 1952. En een tweede dorpsfilm van Warns uit 1964 toonde de zoutloods. Binnenvaartbeelden waren er met fragmenten van een film over de promotie van staatspensioenen uit 1932 die het zware leven lieten zien van binnenschippers die bulkladingen vervoerden, zoals turf, mest en aardappelen. Het waren boeiende filmfragmenten die laten zien dat ook dit belangrijk bronnenmateriaal voor de geschiedenis is.

Taanketels op de kade van Makkum, 1952. Foto Siebe Jan Bouma.
Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.

Daarna was er nog kort gelegenheid voor het stellen van vragen. Een daarvan betrof de nieuwe sectoren die aandacht krijgen in de NMGN. Misschien ingegeven door de verhalen over de Friese scheepvaart werd de vraag gesteld waarom de watersport niet als nieuwe sector wordt gezien. Den Heijer antwoordde dat de watersport niet ontbreekt, maar is ondergebracht in een van de vier cultuurhistorische hoofdstukken die door de vier delen zijn verweven. Vervolgens konden de aanwezigen even bijkomen van de verhalen met een kopje koffie of thee.

Turfvaart op de Zuiderzee

Wouter Waldus. Foto Daniël Tuik.

De eerste spreker na de pauze was Wouter Waldus, archeoloog bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In de trein naar Leeuwarden had hij het boek ‘Zeevaarders in de Gouden Eeuw’ gelezen, maar daarin geen enkele archeologische bron aangetroffen. Hij bepleitte dan ook meer samenwerking tussen de verschillende disciplines. Waldus promoveerde in 2021 op de Zuiderzee als maritiem transportlandschap en zijn onderzoek kon ook niet worden uitgevoerd zonder archeologische bronnen.

Bijna 50% van het wrakkenbestand zijn vrachtschepen. RCE.

Voor het grootschalig transport over de Zuiderzee in de vroegmoderne tijd koos hij voor diverse invalshoeken en legde Waldus de focus op de turfvaart. Turf was een van de belangrijkste bulkgoederen. Scheepswrakken zeggen veel over de verschillende transportactiviteiten. In de voormalige Zuiderzee zijn 703 scheepswrakken gevonden, daarvan is ongeveer 20% onderzocht. Naar verwachting zijn er nog 337 tot 837 wrakken onontdekt. Het streven is om ca. 80% daarvan in kaart te brengen. Het zijn grote en kleine schepen, maar vooral vrachtschepen. Archeologisch onderzoek leidt tot veel kennis over de technische ontwikkeling van de diverse scheepstypen en de aanpassingen die werden gedaan aan het sociaal-economische systeem waarin de schepen functioneerden. Voor de omvang van het transport keek Waldus naar het gemiddeld aantal overtochten op jaarbasis en kwam uit op zo’n 600 turfschepen in de zeventiende eeuw. Als voorbeeld nam hij het wrak OR49, dat in 2014-2015 is opgegraven. Dit schip heeft een veelzeggende inventaris, zoals het gevonden aantal lepels dat iets zegt over het gezinsleven aan boord. De inventaris geeft ook aanwijzingen over nevenhandel en het netwerk waarin het schip opereerde. Al met al is het daarmee representatief voor een grotere groep schepen. Concluderend stelde Waldus dat het turftransport een van de meest succesvolle maritieme ondernemingen was, het was een geïntegreerd systeem. Energie uit turf en wind stond aan de basis van talrijke economische ontwikkelingen en turf zorgde verder voor een fundamentele verandering in de waterhuishouding en het landschap. En ten slotte zorgde de turfvaart voor het ontstaan van een geïntegreerd maritiem transportlandschap. Waldus’ proefschrift is uitgegeven door Barkhuis, in 2023 verschijnt een publieksboek bij Matrijs.

Nick van de Griendt. Foto Marja de Keuning.

Hedendaagse turfvaart

Na de boomlange Waldus moest de microfoon weer flink naar beneden voor Nick van de Griendt, honorair consul van Estland. Hij nam het stokje van Waldus over met een verhaal over de moderne turfvaart. Turf was een belangrijke grondstof voor energie vanwege de hoge calorische waarde. In het verleden won men in Nederland zowel hoog- als laagveen. Een veengebied is in feite een groot ontoegankelijk moeras. Turf is afkomstig uit laagveen of de onderste lagen van het hoogveen. Men verkreeg turf door te ontwateren door middel van een systeem van kanalen en sloten. Die waterwegen werden ook gebruikt voor de afvoer van turf. Nederland was een belangrijke exporteur van turf. In Griendtsveen op de grens van Noord-Brabant en Limburg waren uitgebreide veengebieden en veel water. De familie van Van de Griendt begon daar eind negentiende eeuw een drijvende veenfabriek. Het bedrijf bood op een gegeven moment werk aan 40.000 mensen, meer dan bij DAF en Philips samen! De export van turf verliep vooral via Rotterdam waar Griendtsveen een terminal had in de Waalhaven. Later werd de terminal naar Moerdijk verplaatst, waar grote, maar niet al te diep stekende schepen konden komen.

Internationaal vervoer van turf met containerschepen. Foto Nick van de Griendt.

Turf komt nu niet meer uit Nederland, maar vooral uit Estland, maar het moet vanuit de veengebieden met vrachtauto’s naar de havenstad Pärnu worden gebracht. Intercontinentaal wordt de turf vervoerd met containerschepen. Het dient ook niet meer voor de energievoorziening, maar voor de potgrondindustrie.

‘Econologie’

Harm Post, bestuurslid van het conglomeraat van de vijf Waddenhavens, en tevens zwager van Els van Eijck van Heslinga, was de laatste spreker van de middag en hij was met recht de uitsmijter. Onder het geluid van de golvende Waddenzee trad hij naar voren met een kruiwagen vol met zakjes zeewier van de Wadden en kieperde die voor de ogen van de aanwezigen om. En of dat nog niet genoeg was, pleitte hij voor een nieuw woord om volgend jaar op te nemen in de Dikke van Dale: econologie, een combinatie van economie en ecologie. Aan de hand van deze term ging hij in op havenontwikkelingen en natuurverbetering in het Waddengebied. De vijf Waddenhavens zijn Delfzijl-Eemshaven, Lauwersoog, Harlingen, Den Oever en Den Helder. Hoe moeten havens op een correcte manier opereren aan de rand van het werelderfgoed de Waddenzee?

Harm Post. Foto Marja de Keuning.

Werelderfgoedcentrum Waddenzee

Post noemde de Waddenzee, gelegen tussen de Grand Canyon en het Great Barrier Reef, het mooiste natuurgebied ter wereld. Hij vroeg aan de zaal wie er wel eens was geweest. Verschillende vingers gingen in de lucht. Post vond het jammer dat er ook aanwezigen waren die er nog nooit waren geweest, maar sprak hen er niet persoonlijk op aan. Hij riep op na te denken over de economische havenactiviteiten en de belasting hiervan op de natuur en gaf enkele voorbeelden hoe de natuuromstandigheden kunnen worden verbeterd. Hij begon met een primeur, want binnenkort opent in de haven van Lauwersoog het Werelderfgoedcentrum Waddenzee, waar het complete verhaal wordt verteld, ook dat van toerisme en wetenschappelijk onderzoek. Het zeehondencentrum in Pieterburen verhuist hier naartoe. Ook is in de haven van Lauwersoog een oude Amsterdamse dekschuit gelegd, die dienst doet als broedplaats voor sterns. In Groningen Seaports is een aardbevingsbestendige vleermuizentoren geplaatst. De Port of Harlingen heeft onder meer aandacht voor scheepsafval. Verder riep Post op om over te stappen naar ‘green shipping’: varen met groene brandstoffen, zoals waterstof. Zonnepanelen wekken in Den Helder al zonne-energie op. Om het ‘groene profiel’ te meten, moet onafhankelijk worden beoordeeld of de havens hun doelstellingen halen. Certificering voor twee jaar vond Post een prima methode, omdat de havens dan steeds weer beter worden. En omdat onze smaak ons in de weg staat bij het bereiken van de klimaatdoelen, deelde Post tot slot de zakjes zeewier uit Lauwersoog uit aan de aanwezigen.

Afsluiting

Met het knapperige zeewier nam middagvoorzitter Els van Eijck van Heslinga de microfoon weer terug. Zij bedankte alle sprekers van de middag, die een pakket met Friese lekkernijen ontvingen, en ook de medewerkers van Tresoar voor de geboden gastvrijheid. Het volgende symposium van het Maritiem Portal en de NMGN vindt plaats op 12 mei 2023 in Rotterdam. Ten slotte riep zij iedereen op om vaak op het Maritiem Portal te kijken en ook om vroegtijdig activiteiten aan te melden voor de agenda; dit om verdubbeling van bijeenkomsten op dezelfde dag te voorkomen. En na een ieder een goede reis naar huis te hebben gewenst, sloot zij het gevarieerde symposium af.

Biografie

Ron Brand is conservator bij het Maritiem Museum Rotterdam.