In Memoriam Jaap R. Bruijn 1938-2022

Jaap R. Bruijn, 5 november 2021, Rijksmuseum Boerhaave.

Een bijzonder vak: maritieme geschiedenis of ook wel zeegeschiedenis genoemd. Toen Jaap Bruijn in 1956 in Leiden geschiedenis ging studeren, volgde hij onder meer de colleges op dat terrein bij professor T.H.M Milo. Deze oud-marineofficier overleed echter plotseling in 1960. Zijn studenten kwamen toen onder de wetenschappelijke hoede van prof. J.H. Kernkamp, die economische en sociale geschiedenis doceerde en zijn studenten zelf onderzoek liet doen in archieven. Achteraf gezien is de invloed van deze beide docenten op de koers die Jaap in zijn werkzame leven zou inslaan wel duidelijk.

Zelf vertelt hij in een interview uit 2013 met Jur Leinenga op de website van de Vereniging voor Zeegeschiedenis hoe hij na Milo’s overlijden samen met o.a. Leo Akveld en Elly Bos-Rietdijk een journaal van Michiel de Ruyter uit 1673 ging annoteren en ook uitgeven. Op die manier bleven de studenten zeegeschiedenis bij elkaar. Een ander initiatief was de oprichting in 1961 van de Vereniging voor Zeegeschiedenis (VvZ), voortkomend uit dezelfde groep. Het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis van de VvZ is uitgegroeid tot hét podium voor publicaties op het terrein van de maritieme geschiedenis.

Wetenschappelijke carrière

Ongetwijfeld zag Kernkamp Jaaps kwaliteiten. Bij hem startte zijn loopbaan als assistent, waarna later de toen gebruikelijke stappen als wetenschappelijk medewerker in Leiden volgden. Jaap promoveerde in 1970 op een proefschrift De admiraliteit van Amsterdam in rustige jaren, 1713-1751. Regenten en financiën, schepen en zeevarenden. In 1977 werd hij benoemd tot lector, twee jaar later tot hoogleraar. Zijn werkcolleges trokken een door de jaren heen gestaag groeiend gezelschap van geïnteresseerde studenten. De aantrekkingkracht zat hem in het feit dat Jaap liet zien dat de bestudering van ons maritieme verleden heel breed moest worden opgevat. Naast de militaire kant kwamen onder meer de koopvaardij, de visserij en de scheepsbouw aan bod. Maar het voor veel studenten meest bijzondere aspect was vooral in het feit dat Jaap zijn studenten onderzoek liet doen naar de mensen en hun werkomstandigheden. Na gedegen inlezen in het onderwerp volgde een eerste kennismaking met bronnenonderzoek, bijvoorbeeld met het onderzoeken van een monsterrol van een VOC-schip in het Nationaal Archief in Den Haag. Deze ‘historische sensatie’ zoals Huizinga die omschreef, zorgde bij menigeen voor het gevoel echt contact te hebben met het verleden.

Studenten

Jaaps begeleiding van zijn studenten bestond niet alleen uit het beoordelen van de inhoudelijke kant van hun verslagen, maar hij was zeker ook een taalpurist. Het was belangrijk om helder, precies en taalkundig juist te schrijven. Zijn studenten plukten daarvan in hun latere loopbaan de vruchten. In een aantal gevallen zijn de resultaten van een werkcollege verschenen in publicaties. Een ander aspect van de colleges zeegeschiedenis moet hier ook benoemd worden. Jaap zorgde ervoor dat er, in het kader van het collegeonderwerp, ieder jaar een bijzondere tocht werd gemaakt naar een relevante instelling. Zo heeft menig student voor het eerst op een echt marineschip gevaren of de doop van een schip meegemaakt. Wat zeker ook bijdroeg aan de goede groepssfeer was de gezamenlijke maaltijd ten huize Bruijn, bereid door zijn echtgenote Elly.   
Naast werkcolleges gaf Jaap ook meer algemene hoorcolleges. Die werden jaar in, jaar uit ook bezocht door een vaste groep van oudere heren en een enkele dame, de zogeheten toehoorders. Tijdens de pauzes kwamen de reguliere studenten als vanzelf met hen in gesprek. Dat zorgde weer voor interessante contacten. Een andere kant van Jaaps betrokkenheid bij zijn studenten was het feit dat hij hen, waar mogelijk, inschakelde bij bijzondere eenmalige opdrachten buiten de universitaire wereld. Soms hebben die ook geleid tot vaste banen.

Promoties

Door de jaren heen heeft Jaap 49 promoties begeleid, een indrukwekkend aantal. Dit onderdeel van zijn functie vroeg onregelmatig veel tijd en aandacht. Het ging natuurlijk om uiteenlopende onderwerpen, en iedere promovendus werkte in een eigen tempo. Maar Jaap verloor niemand uit het oog en informeerde, indien nodig, voorzichtig naar de stand van zaken. Zelf werkte hij gestaag door aan zijn talrijke eigen publicaties, vaak samen met anderen. Zijn laatste bijdragen aan de maritieme geschiedenis waren nog dit jaar (2022) een deel van de uitgebreide inleiding van De walvisjournalen van Aerjen Jansz. Ruijs uit de Zijpe,1783 en 1784, en een onderzoek naar het Reilen en zeilen van de admiraliteit van Rotterdam in de jaren 1630-1640.

Twee grote projecten

Twee grote projecten moeten hier apart vermeld worden. Dat betreft de publicatie in vier delen van de Maritieme Geschiedenis der Nederlanden (MGN 1976-1978) en Dutch Asiatic Shipping in the 17th and 18th centuries in drie delen (DAS 1979-1987). Het vastleggen van de bestaande kennis van de maritieme geschiedenis van Nederland en Vlaanderen was niet alleen van belang voor vakspecialisten en geïnteresseerde buitenstaanders. De MGN fungeerde ook als aanmoediging en uitgangsbasis voor nieuwe studies. Datzelfde geldt voor de delen van de DAS, waarin alle reizen van de VOC plus een eerste interpretatie van deze data zijn vastgelegd.

Bestuurlijke taken

Als hoogleraar nam Jaap ook bestuurlijke taken op zich, zowel nationaal als internationaal. Een verblijf van een jaar in Australië in 1971 zette hem op het pad van internationale contacten. Dankzij Jaap maakte de wereld kennis met de Nederlandse opvattingen over maritiem historisch onderzoek. Zo entameerde hij het centrale thema voor de internationale conferentie in Boekarest in 1980, namelijk Seamen in Society. De belangstelling voor die specifieke invalshoek kwam daarna wereldwijd op gang.

Toegankelijk en betrouwbaar

Jaap heeft eens in een interview met Wilma Goossen en Victor Enthoven in 1994 over zichzelf opgemerkt dat hij geen visionair was, en meer praktisch ingesteld. Hij vond het belangrijk om niet te veel pretenties te hebben. Juist die eigenschappen maakten hem voor collega’s en studenten toegankelijk en betrouwbaar. Je wist, weliswaar nooit direct uitgesproken, wel wat je aan hem had. Het is dan ook geen wonder dat vrijwel al zijn promovendi en diverse buitenlandse collega’s graag een bijdrage hebben geleverd aan de bundel met maritiem-historische studies In het kielzog die ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar in 2003 verscheen. In de grote verscheidenheid in onderwerpen en tijdvakken weerspiegelt zich precies die breedte die Jaap Bruijn zich aan het begin van zijn loopbaan voornam aan de maritieme geschiedenis te geven.

Namens de redactie van de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland,
Els van Eijck van Heslinga