Ten onrechte wordt vaak gedacht dat Friesland in de zeventiende en achttiende eeuw een afgelegen provincie was. De geschiedenis van de scheepvaart in Makkum toont aan dat Friesland in de periode voor 1800 wel degelijk over internationale connecties beschikte. Jelle Jan Koopmans promoveert op onderzoek naar de Makkumer schippers in die periode.
Friese schippers dienden in de achttiende eeuw met hun kofschepen als de vrachtvaarders van Europa, van Danzig, Koningsbergen en Sint Petersburg tot aan Amsterdam, Bordeaux en Lissabon. In Makkum ontstond de schippersgemeenschap uit de lokale behoefte om kalk en baksteen naar grote steden te exporteren. Doordat de schippers geweldig wisten in te spelen op de kansen die de markt van het vrachttransport hen bood wisten zij uit te groeien tot een belangrijke speler in het Europese vrachtverkeer.
Opkomst en ondergang van de bloeiende Makkumer scheepvaart
Oorlogen zorgden voor structurele veranderingen. Ze boden mogelijkheden om bijvoorbeeld een plek te veroveren in de Sontvaart, maar de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) en de blokkades in de Franse Tijd (1795-1815) betekenden het einde van de Makkumer scheepvaart. In deze periodes werden veel schepen gekaapt en werd het varen bijna onmogelijk gemaakt. Het verval van de scheepvaart had ernstige gevolgen voor Makkum: het aantal inwoners van het dorp daalde tussen 1744 en 1815 van 2.677 naar 1.516.
De familie Kingma, door Koopmans uitgebreid onderzocht, was een prachtig voorbeeld van een succesvolle schippersfamilie. Begonnen als schippers wisten zij rijk te worden en zich op te werken tot reder en koopman. Het onderzoek en het te verschijnen boek zijn medegefinancierd door NWO, Kingmastichting en Stichting Grote Zuidwesthoek.
Meer informatie