Zaterdag 18 januari 2020 vond de eerste ‘Vlootschouw’ plaats in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Het doel van dit symposium is om een ontmoetingsplek te creëren voor alle onderzoekers die zich interesseren voor het maritieme verleden van Nederland en België. Het dient als een platform voor het uitwisselen van ideeën, het presenteren van (lopend) onderzoek en het stimuleren van interdisciplinaire samenwerking. Dit trok de aandacht van velen waardoor het maximum aantal van 150 aanmeldingen werd overstegen. Het beoogde doel is om Vlootschouw elke twee jaar te organiseren. Hieronder leest u het verslag van Jeroen Louwe Kooijmans over de keynote en eerste sessie pitches.
Welkom en keynote
Het welkomstwoord werd gehouden door Michael Huijser, algemeen directeur van Het Scheepvaartmuseum. Het idee voor Vlootschouw is drie jaar geleden ontstaan en valt binnen de nieuwe koers van het museum dat zich onder andere meer toelegt op onderzoek.
De keynote werd gehouden door Michiel van Groesen (Universiteit Leiden) waarin hij de ramp van het containerschip MSC Zoë gebruikte als metafoor voor de zeegeschiedenis. Hij benadrukte de overeenkomstige punten van maatschappelijke relevantie, interdisciplinariteit en internationalisering. Als voorbeeld van een interdisciplinair onderzoek noemde hij de twee PhD posities die binnenkort vrijkomen aan de Universiteit van Leiden waarbij er een samenwerking zal plaatsvinden tussen archeologen en historici. Het onderzoek gaat zich richten op het scheepswrak Scheurrak SO1 (klik hier voor meer informatie).
De eerste sessie
Het symposium was ingedeeld in drie sessies. De sessies bestonden uit meerdere pitches van vijf minuten, en aan het eind van elke sessie was er genoeg tijd om vragen te stellen aan de presentatoren.
Ron Brand (Maritiem Museum Rotterdam) opende de eerste sessie met een pitch over lopend onderzoek naar scheepsbibliotheken op passagiersschepen. Het doel van zijn onderzoek is om te achterhalen welke boeken beschikbaar waren in deze bibliotheken en welke regels werden gehanteerd. Tijdens lange overtochten kunnen er gemakkelijk spanningen ontstaan tussen de verschillende groepen passagiers. Ron Brand wil onderzoeken of dit een rol speelde tijdens de selectie van de literatuur. Zijn pitch was voornamelijk een oproep voor bronmateriaal waarin de catalogi van de bibliotheken worden weergeven of regels worden vermeld.
Tijdens de tweede pitch, gegeven door Marijcke Schillings (Huygens ING – KNAW), werden we geïnformeerd over de digitalisering van de Prize Papers. Dit is een rijke bron van informatie waarnaar zeker nog veel onderzoek zal worden gedaan. Om dit mogelijk te maken is een groot deel van deze documenten gedigitaliseerd en toegankelijk gemaakt op de website prizepapers.huygens.knaw.nl. Momenteel wordt er gewerkt aan een Virtual Research Environment (VRE) die de doorzoekbaarheid zal verbeteren.
Hierna presenteerden Sabine Go (Vrije Universiteit) en Gijs Dreijer (Vrije Universiteit Brussel) hun lopende onderzoek naar de ontwikkeling van Averij Grosse in de Lage Landen. Er is sprake van Averij Grosse wanneer er schade wordt toegebracht aan de lading en/of het schip om zo de bemanning en het schip te redden. De schade wordt in zo’n geval door alle betrokkenen gedragen. In dit onderzoek wordt voornamelijk het ontstaan en de ontwikkeling van de institutionele constructies die dit mogelijk maakten onderzocht en hoe deze de economische ontwikkelingen beïnvloedde.
Suzan van Dijk (Huygens ING – KNAW) vertelde ons over de achttiende-eeuwse, in Nederland geboren, schrijfster Belle van Zuylen en haar interesse en kennis van de scheepvaart die uit haar persoonlijke correspondentie naar voren komt. Ze was bijvoorbeeld van mening dat de schepen van de Nederlandse marine van een mindere kwaliteit waren dan die van de Engelse. Het blijkt ook uit haar adviezen aan haar neef Carel Lodewijk die een loopbaan op zee beoogde. Zo geeft ze aan welke vaardigheden er worden vereist van een zeeman en dat hij zich deze moest aanleren. Carel Lodewijk sloot zich uiteindelijk aan bij de Engelse marine, wat niet veel beter bleek te zijn dan de Nederlandse.
Hans Zijlstra (Historische Vereniging Noordoost-Friesland) nam ons mee in het leven van Jan Pieter Land, een zoon van een Noorse Lutherse immigrant. Jan Pieter Land, geboren in 1776, heeft een vrij kort maar gebeurtenisvol leven gehad. Als negenjarige voer hij al mee op een VOC schip naar Batavia, waarna hij als elfjarige als cadet bij de marine kwam. Uiteindelijk werd hij burgemeester van Dokkum, waar hij op 42 jarige leeftijd overleed. Van Jan Pieter zijn meerdere scheepsjournalen en persoonlijke aantekeningen bewaard gebleven in het archief van Tresoar in Leeuwarden. Volgens Hans Zijlstra zijn deze scheepsjournalen een rijke bron van informatie die hij graag middels crowdsourcing wil transcriberen, online beschikbaar maken en gebruiken als basis voor een serie artikelen en/of boek.
Als laatste in de eerste sessie presenteerde Matthijs Ooms (Ministerie van Defensie) zijn PhD onderzoek naar de maritieme handelsbescherming van de civiele scheepvaart van 1945 tot heden. De onderzoeksvragen die ter grondslag liggen aan dit onderzoek zijn:
– Wie is verantwoordelijk voor de maritieme handelsbescherming?
– Welke scheepvaart dient beschermd te worden?
– Waartegen dient deze beschermd te worden?
– Hoe dient deze beschermd te worden?
In conclusie werd vastgesteld dat er geen eenduidig antwoord is. Het is afhankelijk van de situatie en vraagt om een interdepartementaal beleid. Een doorlopend kenmerk is wel dat de koopvaardij de kosten het liefst wil beperken.
Binnenkort worden van het verslag naar aanleiding van het symposium ‘Vlootschouw’ deel 2 (door Johan van de Worp) en deel 3 (door Rozemarijn Vlijm) gepubliceerd.
Jeroen Louwe Kooijmans is afgestudeerd als maritiem archeoloog aan de University of Southern Denmark en is nu werkzaam als Meyjes wetenschappelijk onderzoeker bij Het Scheepvaartmuseum. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op de houten scheepsbouw van Amsterdam.