Blog: Fellowshipmiddag van Het Scheepvaartmuseum

De fellows. Credits: Monique Kooijmans.

Op 24 februari 2023 presenteerden de fellows van Het Scheepvaartmuseum hun onderzoek. Het fellowshipprogramma van Het Scheepvaartmuseum biedt elk jaar een aantal onderzoekers de kans om onderzoek te doen naar het maritieme verleden van Nederland. Vanuit verschillende disciplines doen zij onderzoek naar de collectie van het museum en bieden zij een nieuw perspectief op de collectie. Ook dit jaar was het een boeiende en gevarieerde middag waarin de fellows de voortgang en resultaten van hun projecten presenteerden.

Zending en imperiale cultuur

Allereerst sprak historicus Marie Keulen, sinds het najaar Prof. J.C.M. Warnsinck fellow, over haar lopende onderzoek naar het zendingsreisverslag van de Nederlandse zendeling Johannes Jacobus Kicherer. Hij reisde in de late achttiende en vroege negentiende eeuw als eerste zendeling van het Nederlandsch Zendeling Genootschap naar de Kaapkolonie en schreef over zijn ontmoetingen met de lokale Khoisan bevolking voor een Nederlands lezerspubliek. Keulen laat met haar onderzoek zien hoe zendelingen en zendingsorganisaties een belangrijke rol hebben gespeeld in de Europese kennisproductie van gekoloniseerde gebieden en volkeren, omdat zij vaak uitgebreid verslag deden van hun overzeese reizen.

Prof. J.C.M. Warnsinck fellow Marie Keulen. Credits: Monique Kooijmans.

Keulen stelt in haar onderzoek de vraag welke rol zendingspublicaties zoals het reisverslag van Kicherer speelden in de vorming van een Nederlandse imperiale cultuur. Ze laat zien dat Kicherer met zijn publicatie bijdroeg aan een imperiale mentaliteit waarin christelijke zending werd gerepresenteerd als een morele plicht en waarin koloniale overheersing werd gelegitimeerd. Om zichzelf en zijn eigen zendingswerk te definiëren, te legitimeren en te verkondigen creëerde hij een beeld van de Khoisan als anders, inferieur en ‘onbeschaafd’. Deze denkbeelden, die via de drukpers en de religieuze bijeenkomsten van het Nederlandsch Zendeling Genootschap verspreid werden, gaven het Nederlandse publiek het gevoel deel uit te maken van een imperiaal rijk en van een imperiaal project.

Frans Post: de verbeelding van een commerciële utopie

Ten tweede presenteerde kunsthistoricus en Prof. J.C.M. Warnsinck fellow Marguax Shraiman de resultaten van haar onderzoek naar het werk van de zeventiende-eeuwse schilder Frans Post. Post reisde in 1636 met een aantal andere schilders naar de Nederlandse kolonie Nederlands-Brazilië op uitnodiging van de toenmalige gouverneur-generaal Johan Maurits van Nassau-Siegen. Shraiman heeft zich in haar onderzoek niet gericht op de bekende en al uitgebreid bestudeerde schilderijen van Post, maar op zijn minder bekende schetsboek van kusttekeningen dat te vinden is in de collectie van Het Scheepvaartmuseum. Het schetsboek betreft een vijftiental kustprofielen en kustlandschappen die Post tijdens zijn Atlantische reis naar Nederlands-Brazilië getekend heeft.

Prof. J.C.M. Warnsinck fellow Margaux Shraiman. Credits: Monique Kooijmans.

In haar analyse van deze tekeningen stelt Shraiman de vraag hoe het landschap door Post wordt afgebeeld. Ze laat zien dat zijn werk representatief is voor een bredere verschuiving in de Europese representatie van overzeese gebieden. In de eerdere Europese verbeelding van de Atlantische wereld werd het landschap afgebeeld als een onbereikbare paradijselijke plek. In de zestiende en zeventiende eeuw kwam er met de Europese kolonisatie van Zuid Amerika een einde aan deze mythische voorstelling van het Atlantische landschap. De kusttekeningen van Post laten een meer praktische verbeelding zien, waarbij het landschap wordt afgebeeld als een plek met commerciële en economische mogelijkheden voor Europese mogendheden. De Atlantische wereld werd niet meer afgebeeld als een onbereikbaar geïdealiseerd paradijs, maar als een commerciële koloniale utopie.

Alcohol en de Nederlandse zeeman

Prof. J.C.M. Warnsinck fellow Charlotte Jarvis. Credits: Monique Kooijmans.

Vervolgens nam Prof. J.C.M. Warnsinck fellow Charlotte Jarvis het publiek mee naar de wereld van alcohol op zee. De consumptie van jenever is niet weg te denken uit de geschiedenis van de Nederlandse zeevaart en Nederlandse zeelieden stonden in de vroegmoderne periode bij vriend en vijand bekend om hun alcoholconsumptie. Jarvis werd gegrepen door deze roemruchtige reputatie en onderzocht zowel de archeologische als historische kant van dit verhaal. Hoeveel dronken Nederlandse zeelieden nou precies? Was deze reputatie terecht?

Het antwoord op deze vraag is tegelijkertijd ja en nee. Jarvis laat zien dat Nederlandse zeelieden inderdaad veel dronken (gemiddeld wel 15,6 eenheden per dag!), maar dat dit vergelijkbaar was met de alcoholconsumptie van zeelieden in andere Europese landen. Op zee kregen matrozen alcoholrantsoenen bestaande uit bier, wijn en/of sterke drank. De Nederlanders deelden jenever uit en de Britten rum. Volgens Jarvis lag de alcoholconsumptie van Nederlandse zeelieden iets hoger dan in andere Europese landen, maar was het verschil met Britse, Franse en Scandinavische zeelieden verwaarloosbaar. Het stereotype van de dronken Nederlandse zeeman is volgens Jarvis dan ook eerder te verklaren door de onderlinge rivaliteit en xenofobie dan door het bier, de wijn en de sterke drank die aan boord van ieder schip rijkelijk vloeiden.

Het reddingswezen in het Waddengebied

De volgende spreker was Gwen Lemmers, conservator en registrator bij het Maritiem Museum Rotterdam en sinds enkele maanden Rien Meppelink fellow bij Het Scheepvaartmuseum. Zij presenteerde haar lopende onderzoek naar het reddingswezen in het waddengebied in de zeventiende en achttiende eeuw. Waar de hulpverlening aan in nood verkerende mensen en schepen vandaag de dag niet meer weg te denken is, liet Lemmers zien dat dit in de vroegmoderne periode niet zo vanzelfsprekend was. Pas vanaf de negentiende eeuw kunnen we in Nederland spreken van een georganiseerd reddingswezen. Lemmers’ onderzoek draait om de vraag hoe werd omgegaan met scheepsrampen en schipbreukelingen in de periode van voor het bestaan van professionele reddingsorganisaties.

Rien Meppelink fellow Gwen Lemmers. Credits: Monique Kooijmans.

Lemmers staat nog aan het begin van haar onderzoek en nam het publiek mee in haar zoektocht naar snippers van informatie over ­scheepsrampen en schipbreukelingen in het Nederlandse waddengebied. Dit is geen makkelijk klus. Haar bronnen liggen namelijk verspreid over verschillende archieven in de Nederlandse kustgebieden. Hoe en door wie werd er hulp verleend aan schipbreukelingen? Wat gebeurde er met de overleden schipbreukelingen en hun nabestaanden? En welke maatregelen werden er genomen ter voorkoming van schipbreuken? Op deze vragen zal Lemmers de komende maanden een antwoord proberen te vinden.

Queer cultuur op de Nederlandse koopvaardijschepen

Bob van de Poll, onderzoeker bij Het Scheepvaartmuseum. Credits: Monique Kooijmans.

Tot slot sprak Bob van de Poll, onderzoeker bij Het Scheepvaartmuseum, over zijn oral history project Zee van Ruimte. Dit project onderzoekt de queer cultuur op Nederlandse koopvaardijschepen in de jaren 1950 tot 1980. Iedereen kent het stereotype van een mannelijke matroos die onder de tatoeages zit en veel rookt en drinkt, maar Van de Poll laat met zijn werk zien dat er ook andere verhalen zijn. Samen met conservator Sara Keijzer verzamelde hij verhalen van oud bemanningsleden die onderdeel waren van een kleine maar zichtbare queer subcultuur aan boord van Nederlandse passagiersschepen.

Deze verhalen zijn nu te zien in Het Scheepvaartmuseum, in de atelierruimte van de tentoonstelling Mens op Zee. De interviews met de oud bemanningsleden die daar te zien zijn worden ook toegevoegd aan de collectie van het museum. Op deze manier draagt het project bij aan de collectievorming van het museum. De interviews over de persoonlijke ervaringen van queer bemanningsleden vormen een bijzondere bron die bijdragen aan de meerstemmigheid in de Nederlandse maritieme geschiedenis.

Nieuwe fellows

Het komende jaar zullen er ook weer nieuwe fellows starten met hun onderzoek naar de collectie van Het Scheepvaartmuseum. Eén van hen is al bekend: Matthias Lukkes gaat als Prof. J.C.M. Warsinck fellow onderzoek doen naar de pogingen van de West Indische Compagnie om een plantagekolonie te stichten langs de Goudkust. Een thema dat mooi aansluit op de nieuwe tentoonstelling ‘de Atlantische wereld’ die vanaf 2024 te zien zal zijn in Het Scheepvaartmuseum.

Biografie

Marie Keulen

Marie Keulen is promovendus aan de Radboud Universiteit en Prof. J.C.M. Warnsinck fellow bij Het Scheepvaartmuseum. Ze doet onderzoek naar de rol van christelijke zending en missie binnen het Europees kolonialisme en is geïnteresseerd in de complexe relatie tussen religie, cultuur en koloniale macht.