In 2020 startte er een nieuw onderzoek naar het scheepswrak Scheurrak SO1. In dit interdisciplinaire project, een samenwerking tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Universiteit Leiden, onderzoeken archeologen en historici zowel de scheepsconstructie als de materiële cultuur van het wrak Scheurrak SO1. Het schip zonk in het laatste decennium van de zestiende eeuw bij Texel. Hoogstwaarschijnlijk was dit schip een straatvaarder, een vrachtschip dat graan uit het Baltisch gebied door de Straat van Gibraltar naar een haven aan de Middellandse Zee vervoerde. Tijdens opgravingen in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bleek het wrak niet alleen voor de Nederlandse scheepsbouwgeschiedenis belangrijk te zijn, maar ook een uitzonderlijk goed bewaarde scheepsinventaris te herbergen.
De ruim 3.000 opgegraven objecten vertellen het verhaal van de maritieme cultuur in de Nederlanden aan het eind van de zestiende eeuw. Die maritieme cultuur kan gezien worden als het enorme netwerk waarbinnen Scheurrak SO1 opereerde. Een netwerk van geografische locaties, zoals havens en scheepswerven. Maar ook van groepen mensen, zoals ambachtslieden, zeevarenden en kooplui. De objecten bieden ingangen om dit maritieme netwerk te verkennen. Een object waar dat ook zeker voor geldt, is de muntgewichtdoos die in Scheurrak SO1 werd gevonden.
Een musthave voor de koopman
In juli 1997 vonden duikers de eerste muntgewichten, maar ook wat fragmenten hout die als fragmenten van een bijbehorende doos werden geduid. Een goed gevulde muntgewichtdoos was essentieel voor kooplui die zich bezighielden met de internationale handel. Het gewicht (en dus de echtheid) van internationaal geaccepteerde handelsmunten kon gecontroleerd worden met behulp van dit hulpmiddel. Men legde een munt op het ene schaaltje van een kleine balans, en het bijbehorende muntgewicht op het andere. Naast de balans en de muntgewichten zaten er in de doos ook nog wat zogenaamde aasgewichten, die werden gebruikt om gewichtsafwijkingen van de munten te meten. In het maken van één doos komen verschillende ambachten samen. De houten doos werd gemaakt door de schijnwerker, die bekend stond om zijn verfijnde manier van houtbewerken. De blanco messing blokjes voor de muntgewichten werden gemaakt door de geelgieter. De muntgewichtverkoper voorzag de blokjes van een beeldenaar en een makersmerk, waarbij het laatste vaak ook een jaartal droeg. De verkoper stelde de doos samen met de muntgewichten voor de munten die op dat moment in omloop waren en voegde nog een etiket toe met een toelichting.
Muntgewichtverkopers
De in totaal negen gewichten die overgebleven zijn uit de doos uit Scheurrak SO1 zijn vervaardigd in de periode 1583 tot 1590. Waarschijnlijk is de doos dus kort na 1590 samengesteld. Twee gewichten droegen het verkopersmerk van Lenaert van de Gheere III, zes dat van Hans Fonq en één dat van Nicolas du Mont. Zowel Du Mont als Van de Gheere en waren onderdeel van de exodus van Zuid-Nederlandse handelaren die na de Val van Antwerpen in 1585 vanuit de Scheldestad naar de noordelijke Nederlanden trokken. Toen Van de Gheere nog in de zuidelijke Nederlanden woonde, was hij ijkmeester-generaal van Brabant. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor een eerlijke productie van gouden en zilveren munten. Na zijn verhuizing naar Amsterdam werd hij daar ijkmeester-generaal van Holland. Ook bleef hij zelf de balansjes voor de door hem verkochte muntgewichtdozen produceren. Niet geheel toevallig koos hij in Amsterdam een huis ‘Op ’t Water’, het huidige Damrak.
Maritiem specialisten
Een paar deuren verder ‘Op ’t Water’ runde Cornelis Claesz zijn boekhandel ‘In ’t Schrijffboeck’. Zoals vaker gebeurde in de zestiende eeuw, combineerde Claesz het vak van boekverkoper met dat van boekdrukker en uitgever. Hij drukte, publiceerde en verkocht met name materiaal voor kooplieden en schippers die zich met de maritieme handel bezighielden. In zijn winkel waren zeemansgidsen, zeekaarten en schriften voor de boekhouding verkrijgbaar, maar ook kaartpassers, zegellak en schrijfgerei. Cornelis Claesz was één van de eerste Amsterdamse ondernemers die zich dankzij de exploderende maritieme handel volledig van een klantenbestand van kooplieden en schippers kon bedruipen. Ook notaris Jan Fransz Bruijningh behoorde tot die groep. Vanaf de jaren 1590 behandelde hij bijna uitsluitend maritiem-gerelateerde zaken in zijn praktijk ‘In de Schrievende Handt’ in de Heintje Hoeksteeg. In 1587 opende schipper Cornelis Jansz Geelvinck in ‘De Gulden Croywagen’ aan de Nieuwendijk een winkel in scheepsbehoeften. Zijn assortiment bestond uit allerlei victualiën (gedroogde vis, schapen- en koeienkaas, boter, bonen en erwten), maar ook non-food zoals smeer en teer. De specialisatieslag van deze drie ondernemers was tekenend voor een stad die meer en meer doortrokken werd van de maritieme activiteiten.
Hoewel het zeker bijzonder is dat de muntgewichtdoos uit Scheurrak SO1 na zo’n 400 jaar nog goed herkenbaar was, is de vondst verre van compleet. Tijdens een zoektocht naar een vergelijkbaar exemplaar dook een doos uit de collectie van het Museum Gouda op. Dit exemplaar, hoewel iets groter, was ooit verkocht door Van de Gheere en heeft exact dezelfde versieringen en sluitingen als die uit Scheurrak SO1. Het etiket was nog aanwezig en bleek in 1586 gedrukt door niemand minder dan Cornelis Claesz van boekhandel ‘In ’t Schrijffboeck’, de buurman van Van de Gheere in Amsterdam.
De muntgewichtdoos is één van de weinige vondsten uit Scheurrak SO1 met een directe link naar de koopliedengemeenschap. We weten niet zeker of er een koopman aan boord geweest is, maar zelfs als dat niet zo was, gaat deze vlieger op. Dan was de doos namelijk in het beheer van de schipper, die gemachtigd was om de lading van zijn bevrachter te verhandelen en eventueel uit naam van zijn medereders een transactie te doen. Naast zijn status als key object van de koopliedengemeenschap, raakt de doos ook aan vele andere aspecten uit het maritiem culturele landschap, zoals de geldeconomie achter de overzeese expansie, de exodus van de handelaren uit de Zuidelijke Nederlanden en de opkomst van maritiem specialisten in Amsterdam. Zo biedt een (weliswaar gehavende) muntgewichtdoos een uniek venster op de maritieme cultuur van de late zestiende eeuw.
Biografie
Geke Burger studeerde Maritieme Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Voor haar scriptie over de blue beads van Sint Eustatius ontving ze in 2021 de J.R. Bruijn-prijs. Na haar studie werkte ze bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universitaire Bibliotheken Leiden en was ze als Prof. J.C.M. Warnsinck Fellow verbonden aan Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Momenteel doet ze promotieonderzoek naar de materiële cultuur van het laat zestiende-eeuwse scheepswrak Scheurrak SO1 aan de Universiteit Leiden.
Literatuur
- Simon Hart, ‘De Italiëvaart (1590-1620)’, Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum 70 (1978) 42-60 (Liber amicorum I.H. van Eeghen)
- Arent Pol, ‘Noord Nederlandse muntgewichten’, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 76 (1989) 5-143
- Johan E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 (Amsterdam 1903; heruitg. Amsterdam 1963)
Bronnen
- Maritiem Archeologisch Depot Batavialand (Lelystad), Collectie RCE, Scheurrak SO1, objectnummers SO1-23201, SO1-28007, SO1-32230, SO1-32342, SO1-32422, SO1-32684 en SO1-37072 (doos).
- BMaritiem Archeologisch Depot Batavialand (Lelystad), Collectie RCE, Scheurrak SO1, objectnummers SO1-32230, SO1-37030, SO1-37110, SO1-37128 en SO1-37154 (gewichten).
- Museum Gouda, objectnummer 20821.
- Nationaal Archief, Archieven van Van Adrichem, inv. 94, Rekening van Cornelis Pietersz van een reis naar Noorwegen in 1596, 1598.
- Stadsarchief Amsterdam, Doop- Trouw en Begraafregisters (DTP), Dopen, 5001, inv. 2, folio 103, 1591.
- Stadsarchief Amsterdam, DTP, Ondertrouwregister, 5001, inv. 762A, folio 117, 3 April 1599.
- Determinatie van de muntgewichten is gedaan door Ritzo Holtman, webmaster van www.muntgewicht.nl