‘Maritieme weerspiegelingen’. Achtste symposium van het Maritiem Portal/de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland (NMGN) bood scala aan maritieme onderwerpen. Ron Brand (Maritiem Museum Rotterdam) schreef er een blog over.
Op 15 november 2019 vond het eerste gezamenlijke symposium van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis en het Maritiem Portal/Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland (NMGN) plaats in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Het volgende symposium van het Maritiem Portal en de NMGN zou plaatsvinden op 3 april 2020, deze keer in het Zeeuws Maritiem MuZEEum in Vlissingen. Helaas moest dat vanwege de coronacrisis tot nader order worden uitgesteld. Dat het uitstel ruim een jaar zou duren, kon niemand vermoeden. En ook niet dat het een online symposium zou worden waarbij alle deelnemers gewoon thuis konden blijven. Het achtste symposium van het Maritiem Portal en de NMGN vond daarom pas plaats op 14 mei 2021. Bijna 100 deelnemers uit alle windstreken kwamen virtueel bijeen en hoorden onder de veelzeggende titel ‘Maritieme weerspiegelingen’ over een keur aan maritieme verhalen. Wat vijf jaar geleden is begonnen, is nu al een vanzelfsprekendheid. Niemand kan meer om het Maritiem Portal heen als het gaat om het centrale knooppunt naar maritiem-historische informatie. Om de organisatie van het symposium in goede banen te leiden, werden de sessies gehost en gecohost vanuit Oegstgeest, Vlissingen, Amsterdam en Pijnacker. Het gehele symposium is opgenomen en binnenkort nog te bekijken via de website van het Maritiem Portal.
Welkomstwoorden
Middagvoorzitter Jelle van Lottum, voorzitter van de Stuurgroep Maritiem Portal/Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis – KNAW, leidde de sprekers vakkundig in en praatte de verschillende bijdragen soepel aan elkaar. In zijn welkomstwoord memoreerde hij dat het geen gemakkelijke tijden zijn en hij dankte voor de steun tijdens de activiteiten. Nieuw is dat het Maritiem Portal zal worden ondergebracht in een stichting om daar dan ook andere projecten en initiatieven onder te kunnen brengen. In de loop van het komend jaar zal een enquête worden gehouden over het gebruik van het Maritiem Portal, zodat nog meer rekening kan worden gehouden met wensen en verwachtingen. Een symposium in Leiden staat alsnog gepland voor het najaar, wederom in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis. Hopelijk is het dan weer mogelijk om elkaar persoonlijk te kunnen ontmoeten.
Daarna kreeg Onno Bakker, directeur van het Zeeuws maritiem muZEEum het woord, want hij zou eigenlijk gastheer zijn van het symposium. Hij heette de deelnemers van harte welkom en ging kort in op het Zeeuws maritiem verleden en heden dat generaties met elkaar verbindt. De focus in het muZEEum komt de komende tijd te liggen op onderwaterarcheologie met de wrakvondsten van ’t Vliegend Hert en de Rooswijk.
Plannen Zeeuws maritiem muZEEum
Voor een uitgebreider verhaal over de plannen nam Pol Verbeeck, hoofd collectie & expositie bij Zeeuws maritiem muZEEum, het stokje over met de eerste inhoudelijke lezing, die was getiteld ‘Heden en verleden opnieuw bekeken. De filosofie achter de herinrichting van het muZEEum’. In zijn presentatie ging hij nader in op de vernieuwingsplannen. Heel Nederland moet weten dat er in Vlissingen een nationaal georiënteerd themamuseum staat, aantrekkelijk voor meer bezoekers. Vanaf het voorjaar van 2023 opent een nieuwe presentatie waarin de zeereis in de zeventiende en achttiende eeuw centraal staat, gezien vanuit het Zeeuwse perspectief, met persoonlijke verhalen van zeevaarders.
Met een vernieuwingsslag wil het muZEEum de verbeelding van de bezoekers prikkelen en stimuleren. Er wordt een verdieping aangebracht om de huidige neiging tot eendimensionaliteit te beslechten. Het muZEEum wil een platform zijn voor ontmoetingen van allerlei soorten mensen, omdat begrip voor elkaar begint bij ontmoeting. Musea spelen hierbij een belangrijke rol. De verhalen worden verteld vanuit meerstemmigheid, niet alleen door zeehelden als Michiel de Ruyter of de reder Cornelis Lampsins (het Lampsinshuis maakt deel uit van het muZEEum), maar ook door gewone en dagelijkse verhalen door mensen uit de tijd zelf, mannen, vrouwen en kinderen, aan boord of aan de wal. Hiermee wordt recht gedaan andere invalshoeken van de geschiedenis. Inzichten over geschiedenis blijken nu eenmaal veranderlijk.
De maritieme geschiedenis had lang een mythische status, maar was juist innig verweven met het gewone dagelijkse leven in de zeventiende en achttiende eeuw. Het zijn namelijk niet alleen mannen, zeehelden en witte Europeanen die de geschiedenis vertellen. In het muZEEum gaat de bezoeker straks mee op zeereis en ontmoet er allerlei mensen: rijke opdrachtgevers, ketelbinkies, zeesoldaten, smokkelaars, zeehelden, tot slaaf gemaakten en vrouwen aan de wal, en leert er hoe het leven voor hen was. Verder is er een onderwaterwereld met wrakvondsten en een bovenwaterwereld over de moderne haven; dit alles wordt met collectie en doe-elementen gepresenteerd. Bezoekers moeten op dit alles nog even wachten, want de herinrichting is begin 2023 een feit.
Breakout rooms ronde 1
Vervolgens konden de deelnemers kiezen voor de eerste van twee ‘breakout rooms’. Geke Burger, promovendus aan de Universiteit Leiden, vertelde over haar scriptieonderwerp, ‘De mythe ontrafeld: de blue beads van Sint Eustatius’ en Pol Verbeeck sprak over ‘Enkele bijzondere aanwinsten van het MuZEEum. Zes schilderijen uit de wereldberoemde collectie van Anthony Inder Rieden’.
In haar bijdrage ging Geke Burger in op de zogenaamde ‘blue beads’, de blauwe glazen kralen die op het eiland Sint Eustatius worden gevonden. Ze schreef hierover haar masterscriptie, waarvoor de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis haar de J.R. Bruijn-scriptieprijs 2021 toekende. Burger toonde in kort bestek met historische bronnen en archeologische resultaten aan dat de opvattingen over de herkomst en functie van de blue beads van Sint Eustatius niet op historische feiten berusten. Er is geen bewijs voor de bewering dat de kralen van Amsterdamse makelij zijn en ze door de West-Indische Compagnie naar het eiland zijn gebracht. Ook de uitleg over de blue beads als lokaal betaalmiddel is historisch ongegrond gebleken. De mythe dat de kralen aanspoelen vanwege het massaal in zee gooien van de blue beads in 1863 door de toen vrijgemaakte zwarte bevolking, kon worden ontkracht door de aanwezigheid van een scheepswrak voor de kust. Het is daarmee een uitgevonden geschiedenis. Geke Burger zal de scriptieprijs, die bestaat uit een oorkonde en een geldbedrag, in het najaar tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis in ontvangst nemen.
Pol Verbeeck vertelde in zijn tweede bijdrage een boeiend verhaal over zes bijzondere aanwinsten, die het muZEEum onlangs langdurig in bruikleen kreeg. Schilderijen uit de zeventiende eeuw geven een beeld van hoe de wereld er destijds uitzag. De Republiek bracht vele grote schilders voort, die ons land als zeevarende natie hebben vastgelegd. Iemand die daar met meer dan gemiddelde belangstelling en oog voor heeft is Tony Inder Rieden, die de afgelopen veertig jaar de grootste privécollectie van Nederlandse en Vlaamse zeestukken bijeen heeft verzameld. Deze indrukwekkende collectie omvat 67 schilderijen, die – op enkele uitzonderingen na – nog nooit voor het publiek zichtbaar zijn geweest.
Drie jaar geleden ontstond het idee om alle werken eenmalig in Nederland te exposeren. Het resultaat was te zien in een prachtige tentoonstelling in Museum Bredius te Den Haag. Een jaar later benaderde de voorzitter van Museum Bredius het Zeeuws maritiem muZEEum met de vraag of het muZEEum enkele werken, die de verbondenheid tussen de Nederlandse en Zeeuwse maritieme geschiedenis laten zien, in bruikleen wilde ontvangen. Alle betrokkenen waren positief en zo is een selectie gemaakt van zes schilderijen die voor langere tijd een plaatsje in het muZEEum gaan krijgen. Ze gaan een rol spelen in het heringerichte muZEEum. Selectiecriteria waren onder andere de relatie met het maritieme verleden van Zeeland, in de brede zin van het woord. Breed, want er zit ook een schilderij bij met een afbeelding van de terugkeer van de tweede expeditie naar Oost Indië, daarmee wordt het ontstaan van de VOC geïllustreerd, voor Zeeland zeer belangrijk. De schilderijen zijn:
1. Andries van Eertvelt, ‘De terugkeer naar Amsterdam van de tweede expeditie naar Oost-Indië’ uit 1599;
2. Andries van Eertvelt, ’Jacht en driemasters op de Schelde’ uit 1625;
3. Cornelis Bol, ‘Schepen op de rede bij Antwerpen’ uit ca. 1615-1620;
4. Jan Beerstraten, ‘Een fluit op de Westerschelde voor Vlissingen’ uit ca. 1660-1665;
5. Jacob Bellevois, ‘Het wegvoeren van de veroverde Unity (voorheen Eendracht) na de Tocht naar Chatham’ uit 1667;
6. Hans Goderis, ‘Een storm op zee met een schipbreuk’ uit 1626.
Het muZEEum is bijzonder blij met dit geweldige aanbod, echt een buitenkans. De schilderijen worden al getoond in de expositie ‘Wind in de zeilen’, die vorig jaar zomer is gestart en nog een groot gedeelte van dit jaar te zien zal zijn. Voor de presentatie is gekozen voor een lichte toon en een maritiem-historische invalshoek. Voor het inhoudelijke deel en teksten is nauw samengewerkt met Remmelt Daalder, oud-conservator van Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, een kenner op het gebied van de zeeschilderkunst. Vervolgens ging Pol Verbeeck in op de schilderijen, maar die moet je echt zien om er het meest van te kunnen genieten. Hopelijk kan een ieder dus snel weer naar de musea toe en dan is een reis naar Vlissingen een aanrader.
Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland
Na deze twee presentaties keerde iedereen weer terug in de plenaire sessie, waar Henk den Heijer, hoofdredacteur van de NMGN, een stand van zaken gaf. De hoofdstukken van Thijs Maarleveld, helaas onlangs overleden, en Ruud Filarski over resp. de binnenvaart in de late middeleeuwen en in de negentiende eeuw, staan op stapel. Verder ontving het Maritiem Portal aan het begin van dit jaar een substantiële subsidie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor ICT-ondersteuning van de online NMGN. Vervolgens schetste Henk in het kort de wordingsgeschiedenis van de NMGN. Het idee daarvoor ontstond acht à negen jaar geleden. Na de MGN in de jaren ’70 is de laatste decennia door veel wetenschappers veel nieuw maritiem-historisch onderzoek gepubliceerd dat een nieuwe MGN rechtvaardigt. Eind 2015 is daarvoor een blauwdruk gepresenteerd en is begin 2016 begonnen met het zoeken naar auteurs en redacteuren, al met al een ingewikkeld proces.
Er gaan vier delen verschijnen met vier historische tijdvakken, van de twaalfde eeuw tot nu. Die vier delen omvatten grote onderwerpen, te weten koopvaardij (binnen en buiten Europa), marine, visserij en binnenvaart. Het laatste deel kent ook nog een hoofdstuk over de offshore. Verder zijn er vier cultuurkaternen, omdat de scheepvaart ook zijn sporen heeft nagelaten in taal, schilderkunst, literatuur, etc. In totaal omvat het werk zo’n 640.000 woorden die in druk 1600 pagina’s beslaan. Daarbij komen dan nog eens duizenden afbeeldingen, veelal nieuw en onbekend materiaal. Zo’n 40 auteurs en redactieleden zijn er momenteel mee aan de slag en eind 2022 zal de gehele Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland online beschikbaar komen. Daarna zal de NMGN – hopelijk – ook in druk verschijnen. Op de website van het Maritiem Portal zijn de vier cultuurkaternen, door resp. Remmelt Daalder (late middeleeuwen), Michiel van Groesen (vroegmoderne tijd), Remmelt Daalder (negentiende eeuw) en Sara Keijzer (twintigste eeuw), al beschikbaar.
Varend marinepersoneel
Marc van Alphen, auteur van de NMGN en voormalig medewerker van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie – Ministerie van Defensie, nam de deelnemers daarna in vlot tempo mee door zijn verhaal over het varend marinepersoneel in de zeventiende en achttiende eeuw. Centraal in zijn betoog, dat als filmpje werd gepresenteerd, stond de vraag hoe de marine in zo’n betrekkelijk korte tijd zo’n grote vloot kon bemannen. De marine was in de zeventiende en achttiende eeuw niet centraal georganiseerd, maar bestond uit vijf admiraliteiten met ieder een eigen bestuur, schepen en bemanningen. Wel werd er samengewerkt in het zgn. Haags Besogne, dat adviseerde aan de Staten-Generaal. Zeelui verbleven voornamelijk in havensteden, waar ze een maandgage verdienden wat vaak te weinig was om van rond te komen. Daarom bestond er het systeem van maandbrieven, waarbij een deel van het salaris werd uitbetaald aan derden aan de wal. Dit bood de zekerheid van een uitkering. Soms werden die maandbrieven, zogenaamde cedules, verkocht aan logementhouders.
Ceduleverkopers werd al snel verbasterd tot zielverkopers. Zeelui waren daardoor weliswaar veel bezig met het afbetalen van schulden, maar hadden wel contant geld tot hun beschikking. Anderzijds speelde de scheepsleiding een rol. In de eerste helft van de zeventiende eeuw stond de leiding dicht bij de bemanning, in de tweede helft veranderde dit en kreeg de zeeofficier een andere positie, hij steeg in aanzien en ‘veradellijkte’. De afstand tussen de officieren en de bemanning groeide daardoor. Schepen werden ook steeds groter, werden zwaarder bewapend en hierdoor ontstond ook een middenklasse groep. De onderofficieren vormden de ruggengraat van de vloot. Er waren ook steeds verschillen in betalingen, afhankelijk van waar werd aangemonsterd en wanneer. Van Alphen stelde dat nog veel onderzoek nodig is om een goed beeld te krijgen, bijvoorbeeld naar de opleiding. Voor matrozen was het inkomen alleen niet de belangrijkste reden om te kiezen voor de marine, ook was er een vergoeding bij invaliditeit. Die zekerheid bood geen enkele andere zeevarende instelling. Bij de VOC moesten matrozen tekenen voor lange reizen van soms wel drie jaar, bij de marine waren de campagnes korter, maximaal anderhalf jaar. Daardoor kwamen de meeste matrozen bij de marine uit de Republiek en zie je bij de VOC veel buitenlandse zeelui. Meer hierover valt straks te lezen in de NMGN.
Breakout rooms ronde 2
In de tweede ronde breakout rooms kon worden gekozen voor twee typisch Zeeuwse onderwerpen, het verhaal van Ria Geluk van het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland en dat van Peter Sigmond, lid van de hoofdredactie van de NMGN, over het standbeeld van Michiel de Ruyter.
Ria Geluk, verzorgde een presentatie over het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland, dat sinds 2001 het centrale aanspreekpunt is voor het maritiem erfgoed in Zeeland. Het verenigt vooral kleinschalig erfgoed, zoals historische schepen, scheepswerven, bruggen, jaagpaden, sluizen, kranen, etc. Deelnemende organisaties zijn vooral actief op het gebied van scheepstypen, havens en scheepswerven. Onder de activiteiten worden gerekend het bijhouden van een lijst van schepen van 50 jaar en ouder, de havens voor het varend erfgoed in Goes, Zierikzee, Kamperland, en het onderhouden van een band met diverse musea. Zeeland is een redelijk overzichtelijke provincie wat het maritiem erfgoed betreft. Het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland adviseert Zeeuwse overheden bij het bewaren en ontwikkelen van maritiem erfgoed. Zeeland is de enige provincie in Nederland met zo’n overkoepelend platform en er zijn volop plannen voor nieuwe initiatieven.
Peter Sigmond verzorgde een verhaal over een ijzeren admiraal van 180 jaar en begon met de mededeling dat hij deze voordracht eigenlijk voor vorig jaar had voorbereid, maar dat die niet kon doorgaan toen kon het symposium in Vlissingen werd afgeblazen. Zijn boek Paul van Vlissingen & zoon. Ondernemers in stoom was toen nog niet verschenen. Mogelijk kwam hij dus met ‘oud nieuws’, maar het boek is nog niet zo lang geleden verschenen, dus hij hoopte toch iets nieuws te kunnen brengen. Zijn verhaal was eigenlijk een bijvangst van het boek over Paul van Vlissingen en zijn zoon. Hij toonde een voorbeeld van hoe je in je onderzoek soms stuit op iets waar je niet op uit was. In dit geval stuitte Sigmond op het standbeeld van Michiel de Ruyter dat nu op de boulevard in Vlissingen staat en dat in 1843 onder koninklijke belangstelling werd onthuld. Na het eerste standbeeld van Desiderius Erasmus door Hendrick de Keijzer dat in 1622 werd geplaatst in Rotterdam was dit het eerste standbeeld in de openbare ruimte in twee eeuwen. Heel bijzonder dus! De vermaarde, van origine Belgische beeldhouwer, Louis Royer tekende voor het ontwerp. Opmerkelijk is dat het standbeeld werd gegoten in de Koninklijke Fabriek voor Stoom- en andere Werktuigen Paul van Vlissingen & Dudok van Heel in Amsterdam. Van ijzer! Door een stoommachinefabriek! Van Vlissingen en zijn Rotterdamse tegenvoeter Gerhard Roentgen waren de pioniers van de stoomvaart in Nederland. Roentgen met zijn marine-achtergrond en inhoudelijke interesse voor stoomaandrijving en scheepsbouw, adviseur van de koning op dit gebied, wordt algemeen wat hoger ingeschat dan Van Vlissingen. Roentgen concentreerde zich in Rotterdam met de Nederlandse Stoomboot Maatschappij en de fabriek met werf Feijenoord op scheepsbouw en stoomscheepvaart. Van Vlissingen in Amsterdam was inhoudelijk minder geïnteresseerd in de techniek van de stoommachine en scheepsbouw. Hem interesseerde de mogelijkheden die stoomaandrijving bood, in de eerste plaats voor stoomboten, maar zag daarnaast ook allerlei andere toepassingen in de industrie en verkeer. Hij was meer een ondernemer, een zakenman met vergezichten en een passie voor het nieuwe. Stoomkracht bood in zijn optiek enorme mogelijkheden voor de groei van de Nederlandse economie, voor handelsverkeer, en voor groei van welvaart en werkgelegenheid. Hij start kort na Roentgen in 1825 met de Amsterdamse Stoomboot Maatschappij. Schepen bouwen deed hij niet, er waren genoeg scheepsbouwers in Amsterdam, maar stoommachines waren niet te koop en dus begon hij in 1827 een eigen stoommachinefabriek, samen met A.E. Dudok van Heel die zich vooral op de bedrijfsvoering zal toeleggen. De Fabriek voor stoom- en andere werktuigen Paul van Vlissingen en Dudok van Heel: de fabriek met de lange naam. Gelegen op het voormalige VOC terrein op Oostenburg.
Sigmond nam de toehoorders vervolgens mee terug naar het standbeeld van De Ruyter. Van Vlissingen was er de man naar om het beeld te gieten, hoewel hij nog nooit een standbeeld had gemaakt, geen enkel Nederlands bedrijf in de afgelopen twee eeuwen. Misschien speelde zijn naam Van Vlissingen ook nog een sentimentele rol. Essentieel in de machinefabriek waren de gietmallen. Daarmee kon ook een gietijzeren beeld worden gegoten. Niet van brons dus, want daarvoor waren de financiële middelen onvoldoende. Het gietijzer werd overgeschilderd met een gegalvaniseerde verfstof, ‘erkend als het roesten van ijzer tegen te gaan’ en is later nog overgeschilderd in bronskleur. Naast dit standbeeld verzorgde de fabriek van Vlissingen enkele jaren later nog een beeld van Willem van Oranje, dat nu op het Plein in Den Haag staat. Daarbij bleef het. Van Vlissingen richtte zich op de stoommachine en daarom was er voor standbeelden geen plaats meer.
J.C.M. Warnsinckprijs 2020 voor Henk den Heijer
Plenair teruggekeerd, sloot middagvoorzitter Jelle van Lottum de bijeenkomst af. Maar niet voordat hij eerst nog Annette de Wit, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis, het woord gaf. Zij vroeg aan Henk den Heijer om nog even aan het scherm van zijn pc te blijven, want zij maakte bekend dat de Vereniging had besloten om aan Henk de J.C.M. Warnsinckprijs 2020 toe te kennen. Dat had eigenlijk dus al vorig jaar moeten gebeuren, maar dat kon om bekende redenen niet. De Vereniging wilde nu niet langer wachten met de uitreiking.
In het juryrapport, dat Annette voorlas, wordt Henk den Heijer geroemd vanwege zijn verdiensten voor de maritieme geschiedenis, zijn werkkracht en deskundigheid. Hij is een vruchtbaar onderzoeker en auteur. Actief was en is hij onder andere als hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, binnen de Linschoten-Vereeniging en op het terrein van de visserijgeschiedenis. Onder zijn inspirerende leiding vordert het werk aan de NMGN gestaag. Vervolgens werden de bijbehorende passer (replica van de kaartpasser van de Oostindiëvaarder Lastdrager, oorkonde en het informatieboekje over de passer) thuis overhandigd door de echtgenote van Henk, Felicitas Verwer, die was betrokken in het complot. Na enige tijd sprakeloos te zijn geweest, sprak Henk een kort dankwoord uit, waarin hij aangaf dat hij een eerdere maritieme prijs in ontvangst mocht nemen. Het betrof een prijs voor zijn opstel ‘Reisje met de Scheveningen 210’, die hij als twaalfjarige ontving aan het einde van de zesde klas van de lagere school. Met dit tweede eerbetoon voelde Henk zich zeer vereerd.
Tot besluit
Daarna was het dan echt voorbij en dankte Jelle van Lottum de sprekers voor hun bijdragen en de deelnemers voor hun aandacht. Ondanks de soms haperende techniek van deze online bijeenkomst waarbij de sprekers en deelnemers helaas niet heel uitvoerig met elkaar in discussie konden gaan, was het een boeiende middag. Maar iedereen kijkt natuurlijk wel ontzettend uit naar een bijeenkomst waar je een echte plek kunt bezoeken, echte mensen kunt spreken en echte voorwerpen kunt bewonderen. Laten we hopen dat het in het najaar zover zal zijn! Het volgende symposium staat gepland voor 5 november 2021. En waar? Vermoedelijk in Leiden, dus Vlissingen moet nog even wachten. Uitstel wordt geen afstel!