In Memoriam Thijs J. Maarleveld (1953-2021)

Thijs J. Maarleveld


Op 11 maart 2021 overleed Thijs Maarleveld, maritiem archeoloog en een van de auteurs van de Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland.
Eind 2018 kreeg ik een mailtje vanuit zijn werkplek in Esbjerg. Hierin vroeg hij of hij me op een geschikt moment even kon bellen. We hadden al enige tijd regelmatig contact per e-mail over zijn bijdrage over de binnenvaart voor Deel 1 van de NMGN. Zijn tekst was klaar en we zouden nog een afspraak maken voor het doornemen van zijn lijst van kaarten en afbeeldingen. Dat wilde hij combineren met zijn verblijf in Nederland in de kerstperiode, dus ik vermoedde dat hij het handiger vond om een ontmoeting even telefonisch af te spreken. Maar eenmaal aan de telefoon vertelde Thijs dat bij hem kort daarvoor kanker was geconstateerd. Hij was heel open over zijn situatie. Zijn vooruitzichten waren slecht, wel kon hij meedoen aan een traject voor een nieuwe immuno-chemotherapie, waarvoor hij regelmatig naar een ziekenhuis in Odense moest reizen. Het bezoek aan Nederland zou niet doorgaan. Op 22 januari 2019 hebben Peter Sigmond en ik hem opgezocht in zijn kantoor in Esbjerg om daar de lijsten van kaarten en afbeeldingen door te spreken. En waar we toen al bang voor waren kwam uit. Dit was ook de laatste persoonlijke ontmoeting.  

Thijs Maarleveld ken ik vanaf eind 1973, van colleges in Leiden. We gingen daarna ieder onze eigen weg, Thijs vond een baan in de maritieme archeologie en ik in de museumwereld. We spraken elkaar af en toe, vooral tijdens congressen en symposia, zoals de Glavimans-symposia die prof. Reinder Reinders in de jaren 1980-90  organiseerde.

Door verschillende oorzaken nam de maritieme archeologie na de Tweede Wereldoorlog internationaal een hoge vlucht. Duiken was door de uitvinding van ‘scuba-diving’ een stuk eenvoudiger dan voorheen geworden, ook voor archeologen en sportduikers. Bovendien kreeg de maritieme archeologie een flinke boost doordat in een relatief korte periode belangrijke scheepswrakken naar boven kwamen, zoals de Wasa in Zweden en een middeleeuwse kogge bij Bremerhaven. In Nederland kwamen honderden wrakken van houten schepen tevoorschijn in de nieuw aangelegde IJsselmeerpolders. De archeologie werd vanaf de jaren zestig geconfronteerd met nieuwe uitdagingen. Niet alleen van technische en methodologische aard,  maar ook moesten antwoorden worden gevonden op ethische en juridische uitdagingen. In dat werkveld, dat vaak ook spanningsveld en (figuurlijk) mijnenveld was, kwam Thijs als jonge archeoloog omstreeks 1980 terecht.

Hij werd hoofd van de afdeling Maritiem Erfgoed van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek,  lector maritieme archeologie aan de Rijksuniversiteit Leiden en doceerde ook aan de Universiteit van Amsterdam. Thijs had in 1973 al duiken geleerd en kon daardoor ook zelf actief onderzoek doen op scheepswrakken in het Nederlands kustgebied. Van het begin af aan speelde hij bij het ministerie van Cultuur een belangrijke rol bij het ontwikkelen van beleid voor het beschermen van maritiem erfgoed onderwater, in de functie van coördinator voor onderwaterarcheologie. Nu duiken laagdrempeliger was geworden, was het niet altijd vanzelfsprekend dat wrakken en hun inventarissen alleen vanuit een wetenschappelijk oogmerk en een wetenschappelijke methodiek werden ontdekt en eventueel geborgen. Ze moesten ook actief worden beschermd. Zijn werk speelde zich af op de raakvlakken van veldwerk en praktisch archeologisch onderzoek, het nemen van besluiten over praktische maatregelen om maritiem erfgoed bij bijvoorbeeld grote infrastructurele werkzaamheden te beschermen, en als derde het ontwikkelen van beleid op nationaal en internationaal gebied. Niet verwonderlijk ging de dissertatie waarop hij in 1998 promoveerde over het beleid voor en omgaan met archeologisch erfgoed in de Nederlandse wateren. Thijs was rechtstreeks betrokken bij de oprichting en het runnen van diverse nationale en internationale organisaties op het gebied van het erfgoed onderwater en de bescherming hiervan.

Na een carrière van ruim twintig jaar verhuisde hij naar Esbjerg, om daar hoogleraar maritieme archeologie te worden aan de Syddansk Universitet. Bij zijn wetenschappelijke onderzoek concentreerde hij zich op de maritieme technologie en wat die ons leert over cultuuroverdracht en innovatie enerzijds en sociale verhoudingen anderzijds; de methodologie van de maritieme archeologie en zijn implicaties voor perceptie en kennis; en als derde de implicaties van maritiem-historische informatie voor wetenschappers, de politiek en de samenleving van vandaag en hun reactie daarop. Thijs leidde in Esbjerg nieuwe generaties jonge archeologen van veel verschillende nationaliteiten op. Ook schreef hij tientallen publicaties en gaf hij presentaties op congressen en symposia. Zijn professionele netwerk was enorm.

Toen wij hem destijds benaderden voor het schrijven van het hoofdstuk over ‘De binnenvaart in de Lage Landen tijdens de middeleeuwen’ reageerde Thijs meteen positief en presenteerde hij de redactie ook terstond een heldere visie die leidend zou worden voor zijn bijdrage. Die beschrijft de ontwikkeling van de binnenvaart vanuit de wisselwerking tussen landschap, samenleving, markt en maritieme technologie. Met Thijs samenwerken was een feest. Je kon van hem op aan, hij was flexibel waar het ging om het redactieproces, en zijn serieuze attitude weerhield hem niet van relativering en humor. Ondanks zijn zeer moeilijke gezondheidssituatie heeft Thijs tot het laatst toe de puntjes op de i gezet van zijn artikel, en de redactie verwacht die zeer binnenkort te kunnen publiceren. We zijn hem heel veel dank verschuldigd en denken met grote bewondering aan hoe hij zich loyaal bleef opstellen, ook in zijn laatste, moeilijke periode.

Met zijn heengaan heeft de maritieme en archeologische wereld niet alleen een belangrijke wetenschapper verloren maar ook een fijne, aardige en altijd behulpzame collega.

Henk Dessens
(Tot 2017 directeur collecties van Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam).