Lesmethoden over geschiedenis in het voortgezet onderwijs besteden veel aandacht aan slavernij en kolonialisme. Dat concludeert het Historisch Nieuwsblad op basis van eigen onderzoek. Aan het slavernijverleden wordt zelfs twee keer zo veel ruimte gegeven als aan de Holocaust.
De laatste jaren klinkt er veel kritiek op het geschiedenisonderwijs. Schoolboeken zouden te wit, te mannelijk en nationalistisch zijn. De VN-rapporteur voor racisme en xenofobie, Tendayi Achiume, zei tijdens haar bezoek aan Den Haag in oktober 2019 dat Nederlandse jongeren te weinig leren over het koloniale en slavernijverleden.
Maar zijn die verwijten terecht? Om dat te toetsen onderzocht Historisch Nieuwsblad zeven verschillende lesmethoden voor vmbo, havo en vwo.
Het onderzoek richtte zich op drie thema’s: zwarte bladzijden, vrouwengeschiedenis en wereldgeschiedenis. De belangrijkste uitkomsten op een rij:
In de hoofdstukken over kolonialisme en slavernij heeft het aandeel van Nederland een prominentere plaats dan dat van andere landen.
In de onderzochte methodes staan opdrachten aan leerlingen om na te denken of te discussiëren over actuele kwesties, zoals racisme en compensatie voor historisch leed. Deze opdrachten zijn soms gekoppeld aan de Holocaust, maar vaker aan slavernij en kolonialisme.
De verhouding tussen het aantal vrouwelijke en mannelijke personages in de schoolboeken is 1: 10.
Drie lesmethodes behandelen de representatie van vrouwen in de geschiedenis op een kritische manier. In vijf methodes stellen de auteurs dat de vrouwenemancipatie nog niet af is.
Minder dan een kwart van de lesstof gaat over Nederland. Geen van de methodes vertelt een overwegend nationaal georiënteerd verhaal. De meeste ruimte – 36 procent – is gewijd aan West-Europa. De overige 41 procent is verdeeld over de rest van de wereld.
Turkije en het Midden-Oosten krijgen relatief veel aandacht. De meeste methodes staan stil bij de opkomst van de islam, de Arabische wetenschap in de Middeleeuwen, en het Israëlisch-Palestijnse conflict.
Historisch Nieuwsblad concludeert dat de meeste geschiedenismethodes goed in elkaar zitten en bij de tijd zijn. In het maatschappelijk debat over geschiedenis zijn kolonialisme en slavernij, vrouwen en wereldgeschiedenis de afgelopen jaren centraal komen te staan, en dat komt in de schoolboeken tot uiting. De auteurs volgen de discussies in de media en de wetenschap, en verwerken die in hun teksten en opdrachten.
Nog meer aandacht voor deze thema’s is niet goed mogelijk. Schrijvers van schoolboeken moeten zich namelijk houden aan de richtlijn uit Den Haag dat alle tijdvakken, van de prehistorie tot nu, aan bod moeten komen.