De Verenigde Oost-Indische Compagnie bood in de zeventiende en achttiende eeuw aan tienduizenden mensen werk. Een baan bij deze succesvolle werkgever had echter een keerzijde: de kans om het niet te overleven was groot. Velen stierven al tijdens de barre reis naar de Oost, nog veel meer personeel stierf in de koloniën. Ziekte, ontbering, ongelukken en gevechtshandelingen waren daar debet aan. Om die reden lieten veel VOC-dienaren bij een van de VOC-notarissen in Batavia, Kaap de Goede Hoop of andere plaatsen hun testament opmaken. Kopieën van die testamenten werden naar het bestuurskantoor van de VOC in Amsterdam gestuurd.
Die kopieën maken nu deel uit van het enorme VOC-archief in het Nationaal Archief. In de negentiende eeuw zijn deze stukken ontsloten op naam van de testateur. Dat leverde een toegang op met ruim tienduizend namen, maar wel vanuit een eenzijdig, mannelijk en koloniaal perspectief. Onder leiding van Charles Jeurgens, hoogleraar archiefwetenschappen, onderzocht een groep masterstudenten van de UvA hoe ze de vele zwijgende getuigen, met name de totslaafgemaakten, in de VOC-testamenten een stem konden geven.
Het Nationaal Archief ondersteunde dit project door automatische transcripties van de testamenten aan te leveren. Al die namen zijn nog niet opgenomen in de digitale index van de VOC-testamenten. Dat levert een vertekend beeld op van de vroegmoderne samenleving. Het wordt dus hoog tijd om, zoals Charles Jeurgens zegt: “het zwijgen op te heffen van wat in archiefprocessen tot zwijgen is gebracht.”
Meer informatie